Ds. A. Schot
Wat is Jezus ons waard?
Wat is Jezus ons waard?
Wat betekenen de Persoon en het Woord van de Zaligmaker voor ons?
Als een zaak of een persoon waarde voor ons heeft, hebben we er veel voor over. Voor de persoon aan wie wij het meeste gehecht zijn, hebben wij het meeste over. Als iets ons alles waard is, hebben we er ook alles voor over. Maar als wij weinig voor een zaak overhebben, is die ons blijkbaar ook weinig waard.
Deze dingen klinken zo vanzelfsprekend. Maar wat betekenen de Persoon en het Woord van de Zaligmaker voor ons? Laten we ons daarover bezinnen naar aanleiding van Mattheüs 10:37: „Die vader of moeder liefheeft boven Mij is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.”
De Heere Jezus zendt Zijn discipelen uit. Hij gaat daarbij ook in op een kernvraag: „Wat is nu een echte discipel?” Het volgen van Jezus vraagt radicale keuzes. Zijn komst brengt vijandschap en verdeeldheid teweeg, zo lezen we in het directe verband van deze tekst. Hij is gekomen om de mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder.
Als Jezus voor een zondaar waarde krijgt, wordt het er niet rustiger op. Vijandschap van mensen mag ons er echter niet van weerhouden om Hem te gehoorzamen. Zelfs de liefde van mensen mag ons niet hinderen om Hem te volgen. Het is opvallend dat Jezus daarin de allernauwste familiebanden betrekt: vader en moeder, zoon of dochter. De paralleltekst in Lukas 14 breidt het ook uit tot broeders en zusters. Het discipelschap vraagt de hoogste prijs: „zelfs zijn eigen leven.”
Nee, Jezus vraagt niet om de band met ouders of met kinderen door te snijden. Het is een wederzijdse plicht om elkaar lief te hebben. Deze tekst staat niet op gespannen voet met het vijfde gebod. Maar als men voor de keus gesteld wordt, moet men Jezus meer gehoorzaam zijn dan de allerliefsten op aarde. Het is verdrietig dat sommige kinderen hun ouders voor die keus stellen. Het is nog verdrietiger dat sommige ouders hun kinderen voor die keus stellen. Doorslaggevend om Gods Woord los te laten is dan: „we doen het maar om de lieve vrede” of: „het is zo’n aardige jongen.” Men offert er rustig Gods geboden voor op.
Maar men mag elkaar nooit voor deze keus stellen. Er zou helemaal geen strijd moeten zijn in liefde tot elkaar en de liefde tot deze Meester. En als anderen ons al voor die keus stellen, moet men Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen.
M. Henry verwijst naar Deuteronomium 33:9, waar van Levi wordt gezegd: „Die tot zijn vader en tot zijn moeder zeide: Ik zie hem niet; en die zijn broederen niet kende en zijn zonen niet achtte, want zij onderhielden Uw woorden en bewaarden Uw verbond.”
In Lukas 14:26 staat het nog indringender: „Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.” Haten wil hier zeggen: achterstellen. Jezus vraagt de allerhoogste plaats.
Dit is inderdaad een pittige tekst waar heel veel mee gerommeld wordt of vaak maar over gezwegen wordt. Het is opvallend dat er zo weinig over deze tekst te vinden is. In onze dagen zien we deze woorden steeds actueler worden. Het geloof gaat offers vragen. Toen Perpetua als 22-jarige moeder moest kiezen voor haar zoontje of voor haar Meester, mocht ze staande blijven. Zelfs haar eigen leven had ze ervoor over.
Voor velen is Jezus niets waard. Nog geen zuur gezicht. Dan missen we een voornaam kenmerk van het ware discipelschap. Als Hij ons niets waard is, zijn we ook Hem niet waardig. Dat heeft Petrus moeten inleven. Hij meende zijn leven voor Jezus over te hebben. Toen puntje bij paaltje kwam, bleek zijn liefde minder sterk dan hij dacht. Door genade mocht hij erop terugkomen. Die genade hebben we nodig om een weerwoord te kunnen geven.
Ds. A. Schot
Reformatorisch Dagblad, 29 januari 2022