Ds. A. Schot
Schriftuurlijk bevindelijke prediking
Schriftuurlijk bevindelijke prediking
Kritiek op de bevindelijke prediking
De prediking is in veel geledingen onderwerp van gesprek. Dat is te begrijpen, want het onderwerp gaat ons allen aan. Maar het lijkt alsof de bevindelijke prediking steeds meer als een soort probleem wordt gezien. Ik verwijs o.a. naar het gesprek tussen Ds. W. Visscher en Dr. G.A. van den Brink in het RD van 3 februari 2023; de reactie van ds. A.J. Post in het RD van 17 december 2022, de opmerkingen die A. van der Knijff over de bevindelijke prediking plaatste in diverse media naar aanleiding van zijn proefschrift ect. Een zoekopdracht op internet levert een scala van artikelen op waarin kritiek te vinden is. Dit geeft te denken want bij dit type prediking loopt er m.i. een duidelijke lijn vanuit de Schrift, via de reformatoren naar de Nadere Reformatie, en later naar bijvoorbeeld Smytegelt, Kohlbrugge en vele anderen. De gedachte dat de bevindelijke prediking zou wortelen in de laatnegentiende- en vroegtwintigste-eeuwse conventikelcultuur is niet juist[1]. We vinden deze prediking reeds in zestiende eeuw. Ook is de opvatting dat de pelgrimsgedachte van de bevindelijke kring opkomt uit de armoede van de negentiende eeuw niet zorgvuldig[2]. De pelgrimsgedachte komt op uit de Heilige Schrift (Hebr. 11), al kunnen inderdaad, zoals Exalto beweert, de omstandigheden er wel toe bijdragen dat deze pelgrimsgestalte beoefend wordt. De doorleven van de pegrimsgestalte komt ook nadrukkelijk ter sprake bij Calvijn in zijn Institutie (III.9) en in de Christenreis van Bunyan. Uiteraard wil ik me in dit artikel positief uitlaten over de bevindelijke prediking, al besef ik dat er ook rond, wat men houdt voor bevindelijke prediking, uitwassen kunnen zijn. Als de bevinding gaat heersen over de Schrift is de prediking mijns inziens niet bevindelijk meer. Bevinding moet altijd opkomen uit de Heilige Schrift. Als de bevinding niet opkomt uit de Schrift zou ik eerder willen spreken over ‘gemoedelijke prediking’.
Wat verstaan we onder de bevindelijke prediking?
Wat is bevindelijke prediking? Liever stel ik eerst de vraag: Wat is prediking? De gereformeerde homileet T. Hoekstra besteedt aan de uitleg daarvan de nodige aandacht in zijn homiletiek.[3] Zijn werkwijze spreekt me erg aan. Hij gaat de woorden na die in het Nieuwe Testament voor prediking worden gebruikt. De volgende omschrijvingen komen we tegen. De prediking draagt de naam kèrussein. Dit is te verklaren als het werk van een heraut. De persoon van de heraut treedt niet op de voorgrond. Het gaat vooral om de boodschap die hij over heeft te brengen. Al zou de boodschapper het met de boodschap zelf niet eens zijn, hij kan geen heraut zijn als hij niet gehoorzaam is aan zijn Zender. In het geval van een geroepen prediker is de Zender Christus. De verzoening met God door het Lam Gods is de kern van zijn boodschap. De prediking draagt ook de naam eu-angelein. Dit staat voor het brengen van een goede boodschap. De prediker heeft een waardevolle boodschap! Hij behoeft zich daarvoor niet te schamen. Een derde benaming voor de prediking is didaskein. De prediking dient blijkbaar een onderwijzend element te bevatten. Prediken is niet zorgen voor entertainment, maar voor gedegen onderwijs. Een vierde benaming voor de prediking is parakalein. Dit ziet op de opdracht om te vermanen en te vertroosten. De prediker stort geen boodschap over zijn hoorders uit, maar dient een toepassing te maken naar de hoorders. Een volgende benaming is profetui-ein. We herkennen hierin het woord profeteren. De prediking gaat over Gods raad in het heden, verleden en de toekomst. Een andere uitdrukking voor de prediking is diakonia tou logou. Een prediker is dienaar van het Goddelijke Woord. En ten slotte vinden we de uitdrukking homilein, dat is vertrouwelijk en eenvoudig spreken. De preek is geen wetenschappelijke verhandeling, maar een eenvoudige toespraak tot de gemeente. Er zijn veel vooroordelen over de bevindelijke prediking. Gaat de bevindelijke prediking het boekje te buiten? Of is de bevindelijke prediking juist de bedoeling van Christus? Wie de bovenstaande woorden weegt en op zich in laat werken, zal moeten toegeven dat prediken ook een bevindelijk element in zich heeft. Het brengen van een goede boodschap, vermanen en vertroosten is wat een bevindelijk prediker voor ogen zal staan. Helaas mis ik die Schriftuurlijke weging vaak in discussies over de (bevindelijke) prediking. De norm voor de prediking dient lin de Schrift te liggen en niet in de mens.
Wat verstaan we onder het bevindelijke element?
Met bevinding bedoelen wij niet allerlei belevingen, die naast de Schrift of zelfs tegen de Schrift beweerd worden. Bevinding is de toepassing van Gods Woord door de Heilige Geest. De prediker heeft een taak om die toepassing te maken. De hoorder heeft de verantwoordelijkheid om zich aan de Schrift te toetsen. Waar de bevinding wordt gemist, is geen plaats voor het werk van de Heilige Geest. De prediking dient trinitarisch te zijn. De verdiensten van Christus kunnen nooit losgemaakt worden van het welbehagen des Vaders en de toepassing door de Heilige Geest. Wie de verdiensten van Christus zo uitdraagt, preekt bevindelijk. Een ander aspect van bevinding klinkt door in het laten functioneren van de ambten van Christus. In zijn boekje De ambten van Christus heeft professor G. Wisse duidelijk aangetoond hoe deze ambten bevindelijk functioneren in het stuk van de ellende, het stuk van de verlossing en het stuk van de dankbaarheid. Een ander aspect van bevinding is het rekening houden met de onderscheiden geloofsoefeningen in het geestelijke leven. De apostel Paulus geeft aan Timotheüs (2 Tim. 2:15) de opdracht om Gods Woord recht te snijden. De kanttekenaar in de Statenvertaling verduidelijkt: ‘Dat is, ordentelijk al deszelfs hoofdstukken en leden voorstelt en toepast, naar het begrip en de gelegenheid der toehoorders. Een gelijkenis genomen óf van de priesters des Ouden Testaments, die de beesten tot offerande geslacht, bekwamelijk ontleedden en verdeelden, óf van de huishouders, die den huisgenoten hun spijze voorsnijden en uitdelen, een iegelijk naar zijn gelegenheid.’
In een bevindelijke preek wordt eveneens onderscheid gemaakt tussen een historisch geloof en een zaligmakend geloof, tussen het verstandelijk weten en het bevindelijk weten. Het is opvallend dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis op twee momenten een beroep doet op het bevindelijke element. In artikel 5 schrijft Guido de Brès over de autoriteit van de Heilige Schrift: ‘maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn’. En ook in artikel 9 over de drie-eenheid: ‘Dit alles weten wij, zo uit de getuigenissen der Heilige Schrift, alsook uit Hun werkingen, en voornamelijk uit degene die wij in ons gevoelen’. Ook vanuit de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels zouden veel voorbeelden te geven zijn van het bevindelijke element. De bevindelijke prediking heeft dus in aansluiting op de Schriftuurlijke basis, ook een confessionele grondslag.
Schriftuurlijk – bevindelijk
Over het woord ‘bevinding’ is veel te doen. De bevinding in de prediking moet opkomen vanuit een zorgvuldige exegese van de Bijbeltekst. Daarom spreken bevindelijke predikers doorgaans niet over bevindelijke prediking, maar over Schriftuurlijk bevindelijke prediking. De bevinding mag nooit een eigen leven gaan leiden. Prediking is Woordbediening, niet meer en niet minder. Paulus geeft Timotheüs de opdracht: ‘Predik het Woord’ (2 Tim. 4:2). De mooiste naam voor de prediker is: Verbi Divini Minister, dat is ‘dienaar des Goddelijken Woords’. Volgens Calvijn is prediken Gods Woord verklaren en toepassen[4]. Zelf heeft hij dit heel getrouw gedaan. Gehele Bijbelboeken door hem verklaard en bepredikt naar de gelegenheid van de tijd.
Ik kan niet ontkennen dat er weleens bevindelijke uitspraken worden gedaan die vanuit het Woord niet onderbouwd kunnen worden. Deze uitspraken zijn dan mijns inziens ook helemaal geen bevindelijke uitspraken. Ze vinden hun basis in emotie of gemoedelijkheid. Maar daarom laten wij nog niet met het badwater het kind wegwerpen. Een voorbeeld van een bevindelijk prediker is voor mij ds. G.H. Kersten. Kersten was er fel op tegen dat de bevinding zou gaan heersen over de Schrift. Zijn preken zijn exegetisch onderbouwd, dogmatisch doorwrocht, maar ook bevindelijk getoonzet. Er is nog een helder onderscheid dat ds. G.H. Kersten in zijn preken maakte, namelijk het onderscheid tussen voorwerpelijk en onderwerpelijk. Hij legt deze begrippen uit in het kerkelijk blad De Saambinder (9 april 1920).
Voorwerpelijk – onderwerpelijk
In een voorwerpelijke prediking wordt behandeld hoe het heil verworven is. In een onderwerpelijke prediking wordt behandeld hoe het persoonlijk wordt beleefd. Ds. G.H. Kersten geeft aan: ‘Tot de zaligheid is nodig een wonder buiten ons (voorwerpelijk) en een wonder in ons (onderwerpelijk)’. ‘Met het wonder Gods buiten ons bedoel ik, het wonder van Gods eeuwige liefde in het schenken van Zijn Eengeboren Zoon Die zich vernederde tot in den dood, ja tot in den dood des kruises; en daarna verrees, en inging in de hemelen om ten goede Zijner uitverkorenen te zitten aan des Vaders rechterhand. In Hem is Zijn volk tot de zaligheid gebracht; in Hem zijn de Zijnen verheerlijkt’. In een puur voorwerpelijke prediking wordt dit borgwerk van Christus algemeen gemaakt. Deze prediking houdt geen rekening met het werk van de Heilige Geest in ons. De toepassing beperkt zich dan tot het aannemen en in Jezus geloven. Ds. I. Kieviet schreef in het Gereformeerd Weekblad van 5 oktober 1935: ‘De voorwerpelijke prediking springt over alles heen en maakt het geloof een soort afgod, terwijl het evangelie wordt geplaatst over de natuur. De niet-ontdekte, niet verbrijzelde, niet schuldig geworden zondaar wordt als gelovige behandeld Men kweekt een gemeente van gelovigen.’ Dit soort prediking is gevaarlijk. Hetzelfde geldt eigenlijk van een puur onderwerpelijke prediking. Een onderwerpelijke prediking beperkt zich tot de bevinding van Gods volk. Maar deze prediking mist de grond van de zaligheid. De grond ligt niet in het onderwerpelijke, maar in het voorwerpelijke. Deze prediking leidt volgens ds. G.H. Kersten (in het bovengenoemde artikel) tot gemoedelijkheid en drijven op het gevoel. Vervolgens is deze prediking ‘de oorzaak van veel donkerheid en onvastheid en droeve bekommering over den ziele-staat. Ook wordt dan veel voor bevindelijk leven gehouden, wat met Gods Woord niet overeenstemt; en geeft men te weinig acht op de rechte betekenis van de waarheden, die men zegt dat de Heere in de ziele gaf, doch die dikwijls geheel buiten de mening des Geestes in het Woord gaan. Dat loopt op zelfbedrog. Zulk een vals gemoedelijke stromerij moeten we vrezen.’ De juiste bevindelijke prediking is dus voorwerpelijk en onderwerpelijk. De hoorder beluistert dan hoe het is en hoe het gaat.
Tijdloos
De bevindelijke prediking is in zeker opzicht tijdloos. Natuurlijk dient de prediker rekening te houden met de tijdsomstandigheden waarin zijn hoorders leven. Maar de mens van heden heeft ten diepste hetzelfde nodig als de mens van vroeger. Het is dan ook juist een compliment als vastgesteld wordt dat er in de bevindelijke prediking een constante lijn valt op te merken[1]. Bovendien zijn er mensen die ook daarvoor naar de kerk komen. De prediking hoeft op de wezenlijke punten niet te vernieuwen. ‘En als de Joden uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen, dat tegen den naasten sabbat hun dezelfde woorden zouden gesproken worden.’ (Hand. 13:42) Het gaat in de prediking altijd over Adam en Christus, leven en dood, Wet en Evangelie, de brede en de smalle weg, enz. Het is verblijdend als deze elementen onveranderd blijven. Of moeten we ervan uitgaan dat de gemeente dit allemaal al weet? Dit is nog maar zeer de vraag. Ik zou hier onderscheiden tussen verstandelijk weten en innerlijk beleven. De Heere Jezus heeft voor Zijn discipelen ook bekende waarheden keer op keer herhaald. En dat was heel hard nodig om de Schriften te leren verstaan. De onbedoelde werking van de bevindelijke preek zou dan zijn, dat de prediker overdraagt: zo is het! Daar ligt echter niet alleen een onbedoelde, maar ook een bedoelde werking van de preek. De prediker mag en moet zeggen op grond van Gods Woord: “Alzo zegt de Heere!”. Natuurlijk kan dit alleen gezegd worden als de prediker de Schrift precies naspreekt. Zijn woord is dan niet een mensenwoord, maar Gods Woord.
Opwekkend?
Moet de prediking te allen tijde opwekkend zijn? Of mogen onbekeerde hoorders in de prediking ook geconfronteerd worden met hun verlorenheid? Ik durf de stelling aan dat onbekeerde hoorders juist geconfronteerd moeten worden met hun verlorenheid. Zo behoort de prediking ook te zijn! Natuurlijk zal de bevindelijke prediker zich daartoe niet beperken. Prediking dient tot het verkrijgen van Godskennis, zelfkennis en Christuskennis. Prediking is bediening der verzoening. Bunyan schildert de persoon van de prediker in het huis van Uitlegger. Christen zag daar een afbeelding ‘van een zeer deftig persoon aan de muur hangen, wiens ogen hemelwaarts geheven waren; het Boek der boeken had hij in de hand en de wet der waarheid was op zijn lippen en de wereld achter zijn rug. Hij stond, alsof hij met de mensen pleitte en had een gouden kroon boven zijn hoofd.’ Deze prediker is dus als het ware met de hoorders in gesprek. Paulus riep zijn hoorders als voor Gods rechterstoel. ‘Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof’ (2 Kor. 5:11). Bovendien is er ook in het geloofsleven een verdiepende kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Ook ‘bekeerde’ mensen mogen op hun ellende gewezen worden. De doorleving van zonde en schuld is voor de gelovigen nog niet een gepasseerd station, zie de tegenwoordige tijd in antwoord 3 van de Heidelbergse Catechismus. Iedere bevindelijke prediker zal de begeerte hebben om mensen jaloers te maken. Men doet de bevindelijke predikers geen recht om hun boodschap te bestempelen als het preken van ‘hel en verdoemenis’. Wie zelf iets van Gods genade mag kennen, zal ook uitstralen: ‘Kom ga met ons, en doe als wij’ (Psalm 122, berijming 1773).
De prediking heeft een dubbele functie. Er is een functie voor de onbekeerden om tot bekering te manen. Er is ook een functie om de rechtvaardigen aan te zeggen dat het hun wél zal gaan (Jes. 3:10-11). Een duidelijk onderscheid tussen bekeerden en onbekeerden is noodzakelijk. Er dient onderscheiden te worden naar ‘staat en stand’. Ik verwijs met hartelijke instemming naar het boekje van ds. A. Moerkerken: Separerende prediking. De prediking heeft een bijzondere betekenis voor Gods volk. Prediken is ook het weiden van de lammeren en schapen in de grazige weiden van Gods woord. Het bevestigingsformulier van predikanten vergelijkt dit zo mooi bij het werk van een Herder. Waar het geloof is heeft het versterking nodig. Maar de prediking heet ook een bijzondere betekenis voor onbekeerden. Dit is immers het middel om het geloof te werken in de harten van mensen (Rom. 10:17).
Te veel ontbreekt de separatie in de hedendaagse prediking in verschillende kerken. Het voorrecht van de doop wordt dan bijvoorbeeld zo benadrukt dat wedergeboorte overbodig is. Christus spreekt in de gelijkenissen over twee wegen, twee bouwers, twee zaden, twee soorten maagden, twee soorten vissen e.d. Die onderscheidingen zijn zeer massief. Als het over de prediking gaat, kennen de Dordtse Leerregels de duidelijke onderscheiding van gelovigen en ongelovigen. Op dit punt mag geen enkele nevel ontstaan. Prediken is het bedienen van een van de sleutelen des hemelrijks (zie Heid. Cat. Zondag 31). Het Woord sluit binnen en het Woord sluit buiten. Als we ieder binnensluiten of buitensluiten, bedienen we deze sleutel niet recht. De preek mag nooit aanleiding geven om te denken dat er ook wel een derde weg zou zijn. Het is Adam of Christus, het is leven of dood. Niet het onwaardige en onbekwame mensenkind sluit of opent het hemelrijk. De sleutel is het Woord! En inderdaad worden zij geroepen om die sleutel te hanteren. Ook zullen de predikanten rekenschap geven van hun arbeid. Paulus zegt: ’Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen; Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur.’ (1 Kor. 3:9-15) Dit is een aangrijpend Schriftgedeelte. Ook het werk van de prediker wordt gelouterd, als door vuur.
De tale Kanaäns
Is de tale Kanaäns een belemmering voor de authenticiteit van de prediking? Als wij onder de tale Kanaäns verstaan dat de prediker een aantal standaarduitdrukkingen gebruikt, zonder daar verder invulling aan te geven, dan heeft het gebruik van de tale Kanaäns inderdaad een belemmerende werking. Als wij daaronder verstaan het scala aan Bijbelse begrippen zoals wedergeboorte, openbaring van Christus, rechtvaardigmaking, heiligmaking e.d., dan doen deze woorden niets af aan de authenticiteit van de bevinding. Deze uitdrukkingen geven herkenning en duidelijkheid, mits ze maar op dezelfde wijze gevuld worden. Helaas lopen we tegen het feit aan dat sommige begrippen totaal anders ingevuld worden dan vroeger. Dan wordt het wel lastig als mensen hetzelfde zeggen en niet hetzelfde bedoelen. Het valt me op dat Gods kinderen in de Bijbel hun diepste geestelijke belevingen vaak verwoorden met de taal der Schrift. Een mooi voorbeeld is Maria, de moeder des Heeren. Je vindt in haar lofzang letterlijke uitdrukkingen van Hanna terug.
Het omzeilen van de tale Kanaäns kent ook een ander gevaar. Moeten we er niet juist voor oppassen dat het charisma van de prediker gaat heersen over de Schrift als deze tale Kanaäns gaat ontbreken. Dit is de taal der Schrift, en de bevinding die niet direct uit de Schrift opkomt is helemaal geen (Bijbelse) bevinding, hoe authentiek die ook over moge komen. De verarming van onze Nederlandse woordenschat op religieus gebied vraagt er wel om de oude begrippen uit te leggen. Er zijn voor vele van die uitdrukkingen geen equivalenten meer te vinden. Meegaan met de verarming van de taal leidt ertoe dat we steeds verder wegdrijven van de geestelijke inhoud van de Schrift. Dat kan toch de bedoeling niet zijn.
Het niveau van de preek
Het niveau van de preek heeft onder andere te maken met het niveau van de prediker en zijn vaardigheden zoals argumentatieniveau, taalbeheersing e.d. Er dient echter altijd hard gewerkt te worden aan een goede exegese. De kerkverbanden die de mogelijkheid kennen dat ‘ossenherders’ toegelaten kunnen worden tot de opleiding van dienaar des Woords zullen daarop toezien. Maar niet de academische vorming is bepalend voor het predikambt, maar de roeping. Ongetwijfeld zal de ene predikant meer verklarend preken dan de ander. Maar is er niet veel te leren van de ervaringen die de geleerde John Owen opdeed bij de eenvoudige ketellapper van Bedford? Toen koning Karel II vroeg waarom Owen weleens de prediking van Bunyan ging beluisteren, antwoordde Owen: ‘Moge het uwe majesteit behagen, indien ik de gaven om te prediken van de ketellapper zou kunnen bezitten, zou ik graag van al mijn geleerdheid afstand doen.’
In elk kerkverband wordt er een selectie toegepast op de weg naar de kansel. Zo is er sprake van selectie als er voor het predikambt een universitaire opleiding wordt vereist. Al degenen die dit niveau niet bereiken worden uitgesloten van het predikambt. Ook is er sprake van selectie als men de roeping als een criterium handhaaft. Voor Paulus staat het onomstotelijk vast dat een prediker van God geroepen moet zijn. Romeinen 10 laat daarin een heldere lijn zien. Deze roeping zal uiteindelijk bevestigd worden in de verkiezing. De verkiezing door de gemeente is een bevestiging van de innerlijke roeping. Christus zegt daarover behartigenswaardige dingen in Johannes 10: 1 en ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar. Maar die door de deur ingaat, is een herder der schapen.’ We moeten onderscheid maken tussen begeerte en roeping. Dat sommige predikanten al vroeg de begeerte hadden tot het predikambt wil nog niet zeggen dat zij voor hun bekering reeds geroepen waren. Bovendien, wie van Gods kinderen zou niet de begeerte hebben om Gods Woord te mogen prediken? Maar de ambtelijke dienst vereist een persoonlijke roeping. Predikers worden in de Bijbel genoemd boden, gezanten, leraars, dienaars van Christus, dienaars des Woords. Zo’n prediker moet dus een zending hebben. De prediker spreekt niet op zijn eigen gezag, maar in naam van zijn Zender. De eigen ervaringen en meningen van de prediker mogen nooit leidend zijn.
Roeping
In elk kerkverband wordt er een selectie toegepast op de weg naar de kansel. Zo is er sprake van selectie als er voor het predikambt een universitaire opleiding wordt vereist. Al degenen die dit niveau niet bereiken worden uitgesloten van het predikambt. Ook is er sprake van selectie als men de roeping als een criterium handhaaft. Voor Paulus staat het onomstotelijk vast dat een prediker van God geroepen moet zijn. Romeinen 10 laat daarin een heldere lijn zien. Deze roeping zal uiteindelijk bevestigd worden in de verkiezing. De verkiezing door de gemeente is een bevestiging van de innerlijke roeping. Christus zegt daarover behartigenswaardige dingen in Johannes 10: 1 en ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar. Maar die door de deur ingaat, is een herder der schapen.’ We moeten onderscheid maken tussen begeerte en roeping. Dat sommige predikanten al vroeg de begeerte hadden tot het predikambt wil nog niet zeggen dat zij voor hun bekering reeds geroepen waren. Bovendien, wie van Gods kinderen zou niet de begeerte hebben om Gods Woord te mogen prediken? Maar de ambtelijke dienst vereist een persoonlijke roeping. Predikers worden in de Bijbel genoemd boden, gezanten, leraars, dienaars van Christus, dienaars des Woords. Zo’n prediker moet dus een zending hebben. De prediker spreekt niet op zijn eigen gezag, maar in naam van zijn Zender. De eigen ervaringen en meningen van de prediker mogen nooit leidend zijn.
Taakomschrijving
Volgens het formulier dat in de Gereformeerde Gemeenten gebruikt wordt bij de bevestiging van de dienaren des Woords is hun taak vierderlei:
Eerstelijk, dat zij des Heeren Woord, door de Schriften der Profeten en Apostelen geopenbaard, grondig en oprechtelijk aan hun volk zullen voordragen, en het toe-eigenen, zo in het gemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraffen, naar eens iegelijks behoefte, verkondigende de bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus, en wederleggende met de Heilige Schrift alle dwalingen en ketterijen, die tegen deze zuivere leer strijden. Ten tweede is het ambt der herders, de openbare aanroeping van Gods Naam te doen vanwege de gehele gemeente. Ten derde is hun ambt de sacramenten te bedienen, die de Heere heeft ingesteld tot zegelen Zijner genade; Ten laatste is het werk van de dienaars des Woords, de gemeente Gods in goede tucht en orde te houden en te regeren, op zulke manier als de Heere geordineerd heeft.
Hier vinden we de kern van hetgeen de predikant moet doen. Het valt me ook op dat het formulier geen tegenstelling ziet tussen het herderschap en het leraarschap. Als het goed is staat er ook op de preekstoel een herder en ontmoet men ook in het pastoraal bezoek een leraar. In de taak van de prediking komt het bevindelijk element uitdrukkelijk naar voren. Bovendien wordt het begrip toe-eigenen ook uitgewerkt. Dit laat zien welke waarde er vanouds gehecht is aan het bevindelijk element in de prediking.
De zwaarte
Wie in de Bijbel de roeping van Gods knechten nagaat, ziet dat dit vaak gepaard gaat met onwil en vrees. Onwil is niet goed. Het dienen in Gods koninkrijk vraagt zelfverloochening en daar zouden we onszelf voor over moeten hebben. Vijandschap, verachting en smaadheid zijn de punten die Christus onlosmakelijk aan het ambt verbonden heeft. ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben.’ (Joh. 16:33b) Het zal duidelijk zijn dat deze elementen terug te vinden zijn in de beleving van bevindelijke predikanten. Het is het deel van al Jezus’ volgelingen. Als een geroepene zichzelf niet geschikt vindt, is dat zo verkeerd nog niet. Eenieder die de zwaarte van het ambt gevoelt zal met Paulus zeggen: ‘Wie is tot deze dingen bekwaam’. Een predikant die daar niet mee worstelt, kent mijns inziens het gewicht van zijn ambt niet. Zo’n predikant kent ook zichzelf niet. Eerlijk gezegd hoop ik dat iedere predikant worstelt met zijn eigen onbekeerlijkheid en onbekwaamheid. Zelfs de bekeerde profeet Jeremia heeft er ook mee geworsteld (Jer. 31:18b). Zich onbekeerd gevoelen wil nog niet zeggen onbekeerd te zijn.
Ambtelijk gezag
De prediking wordt gedaan door de prediker. Als we het erover eens zijn dat de persoon van de prediker niet buiten beeld kan blijven, roept het ons tegelijk op tot voorzichtigheid. De veelkleurigheid van personen, die de Heere in Zijn wijngaard gebruikt, maakt het onmogelijk om de etnografie van de bevindelijk gereformeerde predikant te schematiseren[6]. Dienaren des Woords zijn mensen, vol gebrek en tekort. De Heere spreekt Ezechiël vele malen aan met de naam: ‘mensenkind’. Aan de ene kant voor hem ter verootmoediging. Aan de andere kant ook ter bemoediging. De Heere weet dat hij slechts mensenkind is! Een prediker is eigenlijk niets: ‘Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die natmaakt, maar God Die den wasdom geeft’ (1 Kor. 3: 7). Predikers hebben ook allen een eigen karakter en achtergrond. Wie het verschil kent tussen Amos en Jesaja weet dat dit mag. Niet voor niets stuurt de Heere de ene van Zijn knechten naar deze plaats en een andere naar een andere plaats. Men kan de predikers niet allemaal over dezelfde kam scheren.
Dit hebben alle bevindelijke predikers gemeen: ze zijn ambtsdragers. De bediening van het Woord draagt een ambtelijk karakter. De dienaar des Woords spreekt in de Naam des Heeren, met Goddelijk gezag, door Christus geschonken (Ef. 4:11) en aangesteld door de Heilige Geest (Hand. 20:28). Dit vereist dat de prediker zich volkomen onderwerpt aan het Woord van God. Alleen dan is de prediker Gods mond als hij dat Woord vertolkt. Dat wil niet zeggen dat het woord van de prediker gelijk is aan het woord van wie dan ook. De prediking heeft een ambtelijk karakter. Daar ligt het gezag van zijn Woord. De prediker ontleent zijn gezag direct aan Christus. Zijn woord is dus onderscheiden van een stichtelijke toespraak die door ieder gemeentelid kan worden gehouden. Zij komt tot de gemeente met Goddelijk gezag. De dienaar spreekt het Woord in de naam des Heeren. Er staat in het formulier tot bevestiging van predikanten: ‘Neemt dan het woord aan, hetwelk hij u volgens de H. Schrift zal verkondigen, niets als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord.’ Waar dit gezag niet erkend wordt, doet het Woord geen kracht. Dat wil niet zeggen dat de prediking niet aan de Schrift getoetst mag worden. Dat is zelfs noodzakelijk. Beproeft de geesten of ze uit God zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat de vruchtbaarheid van de prediking ernstig wordt geschaad door de verkeerde kritische geest in onze tijd. Op zichzelf is het verklaarbaar. Het evangelie is niet naar de mens. In 2 Tim. 4:3 staat: ‘Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden’. De wijze Salomo zegt: ‘De verzadigde ziel vertreedt het honingzeem, maar een hongerige ziel is alle bitter zoet.’ (Spreuken 27:7).
Kinderen van hun tijd
De prediker leeft ook in een bepaalde tijd. De tijd van Augustinus was een andere dan die van Calvijn. Die van Calvijn weer een andere dan onze tijd. Dat merkt men aan hun prediking. Afhankelijk van de tijdsomstandigheden kan het nodig zijn verschillende accenten te leggen in de prediking. Op een evangelisatiepost zal men andere accenten leggen dan in een gevestigde gemeente. In onze tijd zouden we geleerd moeten hebben van de ontwikkelingen die er in de kerkgeschiedenis hebben plaatsgevonden. We mogen terugvallen op de Dordtse Leerregels en mogen gebruik maken van de weerleggingen in de Heidelbergse Catechismus. Johannes de Doper heeft andere accenten moeten leggen dan Christus. Maar het is opmerkelijk: degenen die de prediking van Johannes verwierpen, verwierpen ook de prediking van Christus. De kinderen der Wijsheid hebben beider prediking leren rechtvaardigen: ‘Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk den kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst, wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend. Want Johannes is gekomen, noch etende noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel. De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen: Ziedaar, een mens die een vraat en wijnzuiper is, een vriend van tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen.’ (Matth. 11: 16-19)
Persoonlijke betrokkenheid
De bevindelijke prediker weet zich persoonlijk bij zijn boodschap betrokken. Het Woord dient door de prediker zelf te zijn heengegaan. Arme predikant, die slechts als een dode wegwijzer functioneert. Een predikant behoort een levende gids te zijn! Het eerder geciteerde formulier ter bevestiging geeft aan dat de prediker een voorbeeld dient te zijn in het Woord, in wandel, in liefde, in de geest, in geloof, in reinheid. Maar altijd met het kompas van Gods onfeilbaar Woord. Dat de predikant een levend voorbeeld is van de door hem gepreekte bekeringsweg is mijns inziens geen minpunt, maar een must. Niet dat ons leven de maatstaf is, dat is altijd Gods Woord. Maar de prediker zal zelf ook kennis dienen te hebben van de stukken ‘ellende, verlossing en dankbaarheid’. Als het goed is staat hij onder de boodschap die hij zelf tot anderen brengt. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Diezelfde betrokkenheid vinden we bij Paulus om het behoud van zijn broeders naar het vlees. De zaak was hem opgebonden. Die verantwoordelijkheid voelt de bevindelijke predikant ook als het om zijn hoorders gaat. In Ezechiël 33 wordt het werk van de wachter uitvoerig beschreven. Zijn boodschap staat in directe relatie met de hoorders daarvan. De Heere legt ook het gewicht daarvan op zijn schouders. Het is een last, die aan de prediker wordt opgelegd. Deze last vraagt veel verborgen omgang met de Zender. Het ‘heb Christus lief’ maakt de zware last toch tot een hartelijke begeerte.
Snijtafel
We zien in onze dagen hoe de wetenschap wordt gesteld boven de Schrift. Zelfs het scheppingswerk wordt gelegd op de snijtafel van de wetenschap. Haarfijn weet men te benoemen met hetgeen niet zou kunnen kloppen in de bewoordingen van Genesis 1. De gevolgen van deze benadering zijn desastreus. De Bijbel wordt aangepast aan wat men wetenschappelijk verantwoord vindt, terwijl de wetenschap zou moeten buigen voor de Heilige Schrift. Een dergelijke wetenschappelijke benadering wordt ook toegepast op de prediking. Preken worden ook gelegd op de snijtafel van de wetenschap. Nu zou ik een preek niet willen vergelijken met het scheppingswerk. Voor een deel is het een ambachtelijk product, vervaardigd door een mens, die tegelijk wel een dienaar van God is. Ik zou ook de factor van Gods Geest niet willen uitsluiten. En als we geloven dat de Heilige Geest Zich van dit middel bedient, dan moeten we ons heel ernstig afvragen of deze wetenschappelijke benadering om preken te beoordelen verantwoord is. De preek is ook iets heiligs dat men niet op deze wijze moet willen ontleden of rationaliseren. Als het al verantwoord zou zijn: wat zou er gebeuren als de preek van Amos, de preek van Petrus op de Pinksterdag, de boodschap van Filippus aan Nathanaël of de boodschap van Jona aan de inwoners van Ninevé volgens deze maatstaven geanalyseerd zouden worden? En wat te denken van de preken van Augustinus, Smytegelt en Spurgeon? Een puur wetenschappelijke benadering kan leiden tot het oordeel dat deze preken voor verder gebruik als ongeschikt beoordeeld worden. En toch heeft de Heere door deze boodschappers en hun boodschap grote dingen gedaan. En als het al verantwoord zou zijn om op deze wijze te analyseren, hoe beoordeelt men dan de gevonden resultaten? Analyseren is één, maar interpreteren en beoordelen is twee.
Waardeoordeel
Op grond van wetenschappelijk onderzoek worden preken voorzien van een waardeoordeel. Eerlijk gezegd is dit waardeoordeel niet zo belangrijk. We hebben een presbyteriaal kerkstelstel. De ouderlingen zijn geroepen te oordelen over de prediking en niet de wetenschap of de wetenschapper. Het ligt in de leer der ambten verankerd dat ambtelijk werk ambtelijk beoordeeld wordt. Moet een predikant op de preekstoel staan met de gedachte dat zijn preken door de wetenschap ontleed worden? Uit bewogenheid met de hoorders is het juist een pré dat de prediker geen prioriteit geeft aan wetenschappelijke verwachtingen, maar aan zaken die hij zich van God opgelegd weet. Bovendien kan de Heilige Geest een element accentueren zodat de focus komt te liggen op een accent waar de wetenschapper dat niet zou willen leggen. Is de preek dan afgekeurd? Zou de Heilige Geest niet beter kunnen bepalen wat een bepaalde gemeente op een bepaald moment nodig heeft? De apostel vraagt: ”Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt?” (1 Kor. 1:20) Gelukkige prediker, die voor de leiding des Geestes open mag staan.
Een prediker kan natuurlijk ook dingen zeggen die niet naar de zin en mening des Geestes zijn. Laten we in dat geval een voorbeeld nemen aan Aquila en Priscilla. ‘En als hem Aquila en Priscilla gehoord hadden, namen zij hem tot zich, en legden hem den weg Gods bescheidenlijker uit.’ (Hand. 18:26)
Het doel van de prediking
Het doel van de prediking is de eer van God en de stichting van de gemeente. Om dat doel te bereiken worstelt de prediker om op grond van de exegese de boodschap aan het hart van de hoorders te leggen. We mogen blij zijn er als in de prediking nog bevinding te vinden is. Er is zoveel prediking waar geen kruimel bevinding meer in te vinden is. Ds. Visscher zegt in het eerder genoemde ronde tafelgesprek onder het thema ‘geloof en bevinding’: Als predikant ben je zelfs verplicht om dat te doen. Geestelijk leidinggeven houdt in dat je de kerkgangers niet alleen oproept Jezus en het Evangelie aan te nemen, maar ook vertelt hoe dat aannemen in zijn werk gaat. Dat het niet is: „O ja, ik heb het gehoord. Jezus is gekomen voor zondaren, ik ben een zondaar, dus ik neem dat aan.” Nee, dat is een werk van de Heilige Geest.”
Bovendien is er ook veel prediking waarin zelfs de Schrift nauwelijks meer aan de orde komt. De preek bestaat dan uit anekdotes en sociale adviezen. In de Waarheidsvriend van 8-11- 20012 schrijft drs. R. Toes: ‘ Er heerst in onze maatschappij een alles overheersende trend van entertainment. De mens moet geamuseerd worden. Worden we even niet vermaakt, dan zappen we gewoon weg. Voor de klassieke preek, waarbij gewoonlijk een halfuur luisteren hoort, is deze trend niet hoopgevend. De klassieke preek kan eigenlijk niet meer, zo houden diverse godsdienstwetenschappers ons voor. Het is toch volstrekt uit de tijd om passief te luisteren naar een preek? Wie houdt dat nog vol? Dat moet veel flitsender en interactiever. De entertainmentswaarde is immers maatgevend. Amerikaanse televisiedominees hebben dat goed begrepen en er daverende successen mee geboekt. Televisiekijkers genoeg. Het is echter een invulling die ver afstaat van wat de Bijbel ons leert. De Bijbel behandelt ons eerlijk en richt zich op wat de mens nodig heeft, niet op wat de mens wenst’.
Wat hebben we behoefte aan predikers die worstelen om zowel de betekenis van de Schrift als de daarin vervatte bevinding begeren door te geven. De gelijkenis van de talenten laat zien dat sommige dienstknechten maar een talentje hebben. De beoordeling hoe dat talentje is gebruikt is aan de Heere Zelf en niet aan ons. Bevindelijke predikers wordt soms verweten de tekst vanuit een stramien te benaderen. Veel meer krijg ik de indruk dat er een stramien over de bevindelijke predikers wordt gelegd, waarin zij zichzelf niet herkennen. Men moet niet van iets een karikatuur maken om vervolgens die karikatuur te gaan bestrijden. Opmerkelijk vond ik de woorden van M. Visser, predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland, in het Nederlands Dagblad van 3 januari 2023 over het kerkverband waarin ik dienen mag in het artikel: ‘Waarom schamperen over de Gereformeerde Gemeenten? Ze houden ons een spiegel voor’. ‘Dat is de belangrijkste les die we van de Gereformeerde Gemeenten kunnen leren: in de kerk moet het gaat om de dingen van eeuwig levensbelang. Die nadruk kun je op allerlei manieren verliezen. Het hoofdthema kan zomaar worden hoe je een goed leven moet leiden. Of het gaat telkens over hoe God je bemoedigt en bevestigt in wie je bent, is allemaal belangrijk. Maar als de vraag naar eeuwig leven of eeuwige dood niet meespeelt, is dat niet dringend genoeg om mensen blijvend vast te houden. Alleen de kerk beantwoordt de vraag “wat moet ik doen om gered te worden?” In de Gereformeerde Gemeenten komt die vraag elke zondag aan de orde. De mensen die er zitten, weten dat het de belangrijkste vraag van je leven is. Ze weten ook dat ze het antwoord buiten de kerk niet gaan horen. Daarom blijven ze. De spiegel van de Gereformeerde Gemeenten is voor mij een ongemakkelijke. Maar ongemakkelijke spiegels zijn wel de beste om te worden voorgehouden. Laten we er goed in kijken.’
Nogmaals, wat is bevindelijk prediken eigenlijk?
Over de inhoud van bevindelijke preken is veel te zeggen. Bevindelijke predikers houden niet van schematiseren en willen dat schema door de wetenschap ook niet aan hen op laten leggen. Wat wel richtinggevend voor de inhoud van de bevindelijke prediking genoemd kan worden, zijn bijvoorbeeld de zo genoemde en wereldwijd bekende ‘Five Points of Calvinism’. Hoewel deze punten wellicht niet kerkelijk geijkt zijn zullen bevindelijke predikers zich daarin herkennen en de bijgevoegde bewijsplaatsen geven aan hoe Bijbels deze punten zijn:
Ds. A. Vergunst heeft een prachtige omschrijving gegeven van ‘Het theologisch eigene van de Gereformeerde Gemeenten binnen de Gereformeerde Gezindte’. De thema’s die hij daar omschrijft, zijn voor bevindelijke predikers van groot belang:
Een nog gedetailleerder omschrijving van de gereformeerde leer wordt gegeven door ds. L. Vroegindeweij in het voorwoord op zijn boek De troost der verkiezing.
Zulke elementen kunnen toch in de bevindelijke prediking niet ontbreken? Maar de te behandelen tekst bepaalt waar het accent komt te liggen.
De dwaasheid der prediking
Het middel dat de Heere in Zijn dienst gebruikt vormt een contrast met de wijsheid der wereld. Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: ‘Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven.’ Dwaasheid wordt vaak betrokken op het middel der prediking. Inderdaad een gering middel. Toch ziet dwaasheid volgens het verband juist op de inhoud der prediking. Deze strijdt met de wijsheid dezer wereld. Het Evangelie is niet naar de mens. De kanttekenaren van de Statenvertaling tekenen daarbij aan: ‘Dat is, door de prediking des gekruisigden Christus, die de wereldse mensen voor dwaasheid houden, vs. 23. Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid’. (1 Korinthe 1: 21-23)
Vrucht
Laat men ook bedenken wat de Heere door deze Schriftuurlijke, bevindelijke prediking heeft gedaan en nog doet. Er zijn bewijzen dat de Heere deze prediking zegent. Inmiddels is ook duidelijk geworden wat er gebeurt als de prediking elementen gaat verliezen, die de bevindelijke prediking stempelen. Ik hoop dat veel hoorders met een andere intentie onder de prediking plaatsnemen dan de intentie om verstandelijk te beoordelen. Roepen onze vaderen daartoe niet op in het formulier van de bevestiging tot dienaars van het Goddelijke Woord?
En gijlieden ook, geliefde Christenen, ontvangt dezen uw dienaar in den Heere met alle blijdschap, en houdt de zodanigen in grote waarde. Gedenkt dat God Zelf u door hem aanspreekt en bidt. Neemt dan het woord aan, hetwelk hij u volgens de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord. Laat u lieflijk en aangenaam zijn de voeten dergenen die vrede verkondigen, die het goede verkondigen. Zijt uw voorgangers gehoorzaam; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde, en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig. Dit doende, zal het geschieden dat de vrede Gods zal komen in uw huizen, en dat gijlieden, die dezen aanneemt in den naam eens profeten, eens profeten loon zult ontvangen, en door zijn woord in Christus gelovende, door Christus zult beërven het eeuwige leven.
Ds. A. Schot
Voetnoten:
[1] Exalto in zijn lezing op de conferentie ‘bevindelijke prediking’ te Gouda op 16 november 2019 ‘Een etnografie van de bevindelijk gereformeerde predikant’.
[2] Idem
[3] T. Hoekstra, Gereformeerde homiletiek (Wageningen 1926, derde druk STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG 2006), Principieel deel, 7. De naam voor de bediening des Woords, pagina 87-91.
[4] T. Hoekstra, Gereformeerde homiletiek (Wageningen 1926, derde druk STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG 2006), hfd. 8 HET WEZEN VAN DE BEDIENING VAN HET WOORD, blz. 95.
[5] Wisse: lezing op zijn lezing op de conferentie ‘bevindelijke prediking’ te Gouda op 16 november 2019 ‘: De bevindelijke preek: waar staan we? Waar gaan we heen?
[6] Exalto in zijn lezing op de conferentie ‘bevindelijke prediking’ te Gouda op 16 november 2019 ‘Een etnografie van de bevindelijk gereformeerde predikant’