Ds. A. Schot
De belofte van het Evangelie
De belofte van het Evangelie
Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof
Dordtse Leerregels hoofdstuk 2, artikel 5
1. Hoe deze belofte luidt
Voorts. Het begin van deze paragraaf laat zien dat de opstellers van de Dordtse Leerregels in dit tweede hoofdstuk aan een nieuw deel toekomen. De eerste paragrafen gingen over de verwerving van de zaligheid. Er is alleen verzoening in de weg van voldoening. Christus heeft volkomen voldaan. Zijn offer is genoegzaam (sufficiënt) voor de gehele wereld, maar niet bestemd (efficiënt) voor de gehele wereld. Zonder verwerving zou er geen zaligheid zijn.
Nu gaan de Leerregels over naar het tweede deel van het opschrift, namelijk: De verlossing der mensen door deze. In het tweede deel lezen wij hoe de verdienste van Christus wordt toegepast. Daarin neemt de prediking een belangrijke plaats in. De Heere werkt middellijk. Waarover gaat de prediking? In de prediking moet het gehele woord aan de orde komen. Gods Woord bestaat uit twee delen: Wet en Evangelie. Waarom wordt hier niet over de wet gesproken? Het gaat hier over de verlossing door het offer van Christus. De wet voegt daaraan niets toe. De wet is juist een kenbron van ellende en een tuchtmeester tot Christus. Uit het slot van dit artikel blijkt ook duidelijk dat onze vaderen de wet niet vergeten.
Voorts is de belofte des Evangelies. Wat verstaan wij onder de belofte des Evangelies? Er zijn onderscheiden beloften in de Bijbel. Er is een onderscheid tussen de beloften van het genadeverbond en de aanbieding van de genade. Deze twee mogen we niet door elkaar halen. Vereenzelviging heeft in het verleden zelfs geleid tot schorsing van een predikant. Ds. Moerkerken geeft het voorbeeld van poststukken. We kennen het gebruik om poststukken te sorteren. De beloften van het genadeverbond zijn geadresseerd. Deze beloften zijn in de eeuwigheid aan Christus gedaan en in Hem aan alle uitverkorenen. Met die beloften mogen we niet strooien. Als er een geadresseerde brief op de mat valt, mag niet iedereen die brief zomaar openen. Deze brief heeft een bestemming. Heel vaak beginnen deze beloften met de woorden: Ik zal. Om enkele voorbeelden te noemen: Ik zal vijandschap zetten (Gen. 3:15); Ik zal rein water op u sprengen en gij zult rein zijn (Ezech. 36:25); Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u (Ezech. 36:26); Ulieden daarentegen, die Mijn naam vreest zal de Zon der Gerechtigheid opgaan (Mal. 4:2); Ik geef hun het eeuwige leven (Joh. 10:28). Deze beloften hangen niet af van het geloof. Ja, het geloof is zelfs een vrucht van deze beloften. Al deze beloften zijn in Christus ja en amen.
De hier bedoelde beloften van het evangelie zijn algemeen. U zou het kunnen vergelijken met allerlei ongeadresseerde post waarin allerlei aanbiedingen worden gedaan. Die aanbiedingen zijn voor iedereen die het evangelie hoort. Dit is wel het verschil, dat u folders weg kunt gooien, omdat ze vrijblijvend zijn. Dat kan van deze beloften niet gezegd worden. We zullen dat straks zien bij het derde punt. Deze beloften spreken over het verkrijgen van het eeuwige leven in de weg van bekering en geloof. In die beloften wordt dus gesproken over de weg waarin de belofte vervuld wordt, namelijk in de weg van bekering en geloof. Buiten die weg zal de belofte niet vervuld worden. De vraag is of men die weg een voorwaarde moet noemen. Dat kan ook weer verwarring geven alsof zo’n voorwaarde in eigen kracht vervuld moet worden. In ieder geval vervult de Heere die voorwaarden Zelfs in het hart van de Zijnen. Die belofte van het evangelie mag aan iedereen verkondigd worden. Deze luidt: dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Dit artikel is een reactie op het verwijt van de remonstranten dat de gereformeerden niet onbevangen konden preken. Zij leerden immers dat geloof en bekering vruchten zijn van de verkiezing. Welnu, dan moesten zij voortdurend in de prediking het voorbehoud maken: Ik predik u het Evangelie als gij uitverkoren zijt. Onze vaders laten hier zien dat dit niet waar is. Wij leren inderdaad: Dat het geloof een vrucht is van de verkiezing; dat niet alle mensen uitverkoren zijn; dat Christus niet voor alle mensen gestorven is, maar alleen voor de uitverkorenen. Wij wijzen de algemene verzoening radicaal af! Maar wij leren ook tegelijk: dat de prediking zich niet beperkt tot de uitverkorenen en dat er een aanbieding, een voorstelling is voor allen. Wie de geschriften nagaat van Calvijn en zijn volgelingen zal zien dat zij in de praktijk een boodschap hadden voor allen en niet alleen voor de uitverkorenen. We verkondigen allen dat de grootste der zondaren nog behouden kan worden. We roepen allen op om niet te rusten tot men mag weten deel te hebben aan de verdienste van Christus. Die prediking is helemaal niet in strijd met de uitverkiezing. Een iegelijk, wie hij dan ook is: jood of heiden. Niemand is daarvan uitgesloten. Allen mogen horen wat in Christen te krijgen is. Deze prediking moet leiden tot zelfonderzoek. Ons wordt geen rust gegeven tot we mogen weten in Christus te zijn. Die de gemeenschap met Christus mist, mist immers alles.
Die in den gekruisigden Christus gelooft. Hoe komt men tot het geloof in de gekruiste Christus? Er ligt veel onderwijs in de geschiedenis van de koperen slang. De hier aangehaalde woorden hebben daar ook verband mee, blijkens Johannes 3:16. Het geloof in de gekruiste Christus vereist een kennen van eigen ellende. In de geschiedenis van de koperen slang begint het ook niet met de verhoging van de slang, maar met de beet van de slang. Deze mensen was niet eens een middel tot genezing bekend. Zo is het ook in het geestelijk leven. Niet uit het kruis van Christus leert men eerst zijn zonde kennen. Het is de heilsorde op z’n kop dat men eerst op het kruis moet zien om er dan achter te komen dat men een gebetene is. Aan het zien op de slang ging een inleven vooraf van de eigen onmacht. Onze geestelijke kwaal is dodelijk. Door onze val in Adam zijn we ten dode opgeschreven. Wie dat niet gelooft ziet de noodzaak van verlossing niet in. Israëlieten, die dat niet geloofden, zagen ook niet op de slang. Hebt u al besef gekregen van de eigen verdoemelijkheid voor God? Dit kan niet bij alle kerkmensen worden verondersteld. Ook dit moet gepredikt worden. Hoe kwam men tot het zien op de koperen slang? In Numeri 21:7 komt het eerst tot een schuldbelijdenis: Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Zij gaan erkennen dat het oordeel rechtvaardig is. Tegelijk vragen zij om wegneming van de slangen. Dat gebeurt echter niet. Er wordt wel een middel ter genezing geopenbaard. De Heere beveelt: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven. God openbaart Mozes een middel ter genezing. Daar zou hij zelf nooit opgekomen zijn. Hij, Die het oordeel zond, wijst ook het middel aan. Zo werkt de Heere nog. Waarom wordt hier gesproken over de gekruisigden Christus. Er is toch eerst een geboren Christus? Dit hoofdstuk gaat over de verzoening. Er is alleen verzoening door voldoening. Hier ligt een belangrijke les. We mogen niet rusten voor wij mogen weten deel te hebben aan dit offer. Dat geloof is in het leven van Gods kinderen vaak nog zo zwak. Het formulier van het Heilig Avondmaal richt zich ook tot degenen die zo’n volkomen geloof niet hebben. Het doel van de prediking is ook dat het geloof op de gekruisigden Christus wordt gericht en daarin verdiept. Alleen in Hem ligt behoud. Opdat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Dit ziet op het eeuwige verderf en op het eeuwige leven. Iedere zondaar buiten Christus is aan het eeuwige verderf onderworpen. Het is heel aangrijpend, dat wij bezig zijn te verderven. Wat heeft de zonde toch teweeggebracht. Van dat verderf kan alleen Christus bevrijden. Het zien op de koperen slang verloste van de tijdelijke dood. Het zien op de gekruisigde Christus geeft de troost van het eeuwige leven. Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Om dat geloof te oefenen, gebruikt de Heere de prediking en zijn de sacramenten ingesteld.
2. Hoe deze belofte wordt verkondigd
Welke belofte. Dit is dus de belofte des Evangelies. Die belofte moet onbeperkt worden verkondigd. Wij spreken met onderscheid over de belofte. Dat doen de Dordtse Leerregels ook. Naast de belofte van het Evangelie, die tot ieder komt, zeggen de Leerregels in hoofdstuk 3-4, paragraaf 8, het volgende: Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven. Dit is een belofte aan hen die geloven. Belooft de Heere aan alle hoorders van het Evangelie het eeuwige leven? Nee, alleen aan hen, die komen en geloven. De belofte des Evangelies wordt verkondigd aan alle volken en mensen. We weten niet, wie er uitverkoren zijn. Dus brengen wij het Evangelie aan alle mensen. Daarbij mag geen onderscheid gemaakt worden in deze zin, dat de belofte wel aan de een, maar niet aan de ander mag worden voorgesteld. De Heere wil dat dit heil aan allen wordt aangeboden. Dr. H. Bavinck schrijft: Het Evangelie mag en moet aan alle creaturen gepredikt worden. Of wij dit met de particuliere genade rijmen kunnen, is een andere vraag. Maar het bevel van Christus is het einde van alle tegenspraak. Een ander voegt daaraan toe: Het niet onze taak, maar het ligt voor Gods rekening, om deze uitkomst met de algemene aanbieding des heils in overeenstemming te brengen.
Tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt. God maakt al een onderscheid. Dat wij gedoopt zijn, is Gods Vaderlijke goedheid en barmhartigheid (doopformulier). Dat wij het evangelie mogen horen, wordt hier genoemd Gods welbehagen. Deze voorrechten moeten we niet onderschatten. Dat we op een bepaalde plaats geboren zijn, is een bijzondere zaak. Wat trappen wij de Heere op het hart als wij ons van dat Woord afkeren. We zijn als hen die genodigd werden tot de bruiloft. Helaas hebben de meesten daarin geen belang. De een had een vrouw getrouwd, de ander een juk ossen gekocht, de derde een akker. Anderen nemen de uitnodiging aan en komen. Maar ook dat is niet altijd zaligmakend. Denk aan de man zonder bruiloftskleed. Hij was wel genodigd om te komen, maar niet gerechtigd om zo te komen.
Zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden. Er is veel onderscheid. Er zijn ouders en kinderen. Er zijn ernstigen en onverschilligen. Hierin mag geen onderscheid gemaakt worden. Elkeen moet hiervan in kennis gebracht worden.Allen die onder de prediking zijn, worden opgeroepen tot bekering en geloof. Wij weten de raad van God niet. Onze vaderen gebruiken hier de woorden verkondigt en voorgesteld. Later is er veel gediscussieerd over het woord aanbieden. In ieder geval moet duidelijk zijn dat er verschil is tussen prediken en persoonlijk toepassen. Dat laatste kunnen wij niet. Dit wordt soms wel van predikers verwacht. Een prediker die Gods Geest dit werk uit handen neemt, gaat een stap te ver. De prediking is wel het middel waardoor de Heilige Geest werkt. De prediking wordt bediening der verzoening genoemd, zoals Paulus schrijft in 2 Korinthe 5:18: Zo zijn wij dan gezanten van Christus’ wege, alsof God door ons bade, wij bidden u van Christus’ wege, laat u met God verzoenen.
3. Hoe deze belofte wordt vervuld
Met bevel van bekering en geloof. Het eerste wat opvalt, is dat hier twee woorden worden gebruikt. Het is een verkeerde voorstelling dat de Heere Jezus altijd alleen maar sprak van geloof. Christus predikte bekering en geloof. Het tweede wat opvalt, is de volgorde, die hier wordt gebruikt. Er staat hier niet geloof en bekering, maar bekering en geloof. De Dordste Leerregels plaatsen bekering voorop. De Heere Jezus doet hetzelfde in Johannes 3. Hij gebruikt de volgorde: wedergeboorte en geloof. De wedergeboorte is het begin van de bekering. Hoe is er plaats voor het geloof in de gekruiste Christus als de zondaar niet verbrijzeld is? Christus openbaart zich alleen aan de ellendige en benauwde zondaren, dewelke zuchten, arbeiden en van ellendigheid uitdrogen, aldus Calvijn. De stokbewaarder was een zeer ellendig en benauwd mens, toen Paulus hem toeriep: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden, gij en uw huis (Hand. 16:31).
Het woord bevel laat zien dat het ook niet vrijblijvend is. Een folder kan men ongestraft weggooien. Een bevel moet opgevolgd worden. Het is niet een wens, maar een eis: bekeert u. Dat het zo gezegd wordt, is geheel in overeenstemming met de Schrift. Hoe menigmaal lezen we niet in de Bijbel: Bekeert u? Daartoe riepen de profeten op. Daartoe riep Johannes de Doper op (Matth. 3:2). De Heere Jezus Zelf predikte: Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen (Markus 1:15). De Heere Jezus gaf Zijn discipelen opdracht om in Zijn Naam te prediken bekering en vergeving der zonden (Luk. 24:47). Paulus sprak op de Areopagus: God dan, de tijden der onwetendheid overgezien hebbende, verkondigt nu allen mensen alom dat zij zich bekeren. Maar, dat wil niet zeggen dat we dit bevel mogen isoleren van alle andere paragrafen. Deze zelfde Leerregels leren ook dat we het geloof niet aan de mens moeten toeschrijven, dat wedergeboorte nodig is, dat de wedergeboorte niet is door uiterlijke aanrading alleen: En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Kortom, we moeten het juiste evenwicht bewaren als we oproepen tot bekering. De vraag is: waar brengt ons die eis? Het moet ons in de klem brengen voor God. Hebt u zo uw verlorenheid, uw onwil en onmacht al ingeleefd? Zo niet, dan gaat de prediking van de gekruiste Christus helaas aan u voorbij. Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods (1 Kor. 1:23 en 24).
Ds. A. Schot,
Kerkbode Ger. Gem. Nunspeet, 6 december 2018