Ds. A. Schot
Gods verbond
Gods verbond
Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond Uws zaads, noch van den mond van het zaad Uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid toe. Jesaja 59: 21
1. Het Hoofd van dat verbond
Er wordt in Jesaja 59 een schrijnend beeld gegeven van de mens in zijn natuurstaat. Er zijn grote overeenkomsten met Romeinen 3. De profeet Jesaja tekent de gevallen mens in zijn totale verdorvenheid: de handen zijn met bloed bevlekt; de vingers met ongerechtigheid; de lippenspreken valsheid; de tong dicht onrecht; de voeten lopen tot het kwade; de gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid en wij tasten aan de wand gelijk de blinden. Het is een droevig portret dat van de mens gegeven wordt. Geloven wij ook dat het zo met de mens gesteld is?
Vaak hebben wij een veel te positief mensbeeld van onszelf en van onze kinderen. Ontdekking door Gods Geest leert dat in ons geen goed woont. Het doopformulier leert eveneens dat wij in zonden ontvangen en geboren zijn. De zonde maakt scheiding met God. De zonde heeft het volk Israël in ballingschap gebracht. De zonde maakt nog scheiding tussen God en de mens. Maar daar hoef ik geen punt te zetten. Er staat ook in dit hoofdstuk geen punt. Er is een duidelijk keerpunt vanaf het 12e vers. Hoe komt dat? De verzen 12 t/m 15 geven een schuldbelijdenis: ‘Want onze overredingen zijn vele voor U en onze zonden getuigen tegen ons’. En dan komt er verandering. Als het volk zich schuldig kent, gedenkt de HEERE aan Zijn verbond. Dan neemt de Heere het voor dit volk op. Dan horen wij de evangeliebazuin blazen: ‘Er zal een Verlosser tot Sion komen’. Letterlijk staat er: een Goël! Een Losser!! We mochten het overdenken met de kerstdagen dat de Verlosser gekomen is. Gemeente, zo gaat het altijd. De wending komt altijd in de weg van schuldbelijdenis. Zo werkt de Heere nog. Voor boetvaardige zondaren klinkt hier een troostwoord. Voor de zonde er was, heeft God in de nooit begonnen eeuwigheid reeds een geneesmiddel uitgedacht tegen de zonde. Er is een verbond opgericht met Christus. Ware boetvaardigen worden hier in die verbondsgeheimen onderwezen.
Mij aangaande. De HEERE laat hier in het hart blikken. God zegt hier: Ik van Mijn kant! Dit hoofdstuk leert: Wij van onze kant. Van onze kant is het niet best. De profeet leert ook God van Zijn kant. Daar is zo’n groot verschil. We zien hier dat de verlossing alleen van God uitgaat.
Dit is Mijn verbond. Wat is een verbond? Daarin verbindt men zich. De HEERE heeft Zich verbonden. Welk verbond wordt hier bedoeld? Het genadeverbond. Dit verbond heeft verschillende namen. Het wordt genoemd het verbond des vredes. Het wordt genoemd een eeuwig verbond in Jesaja 55 vers 3. De berijmde Psalm 81 spreekt over een trouwverbond. Met wie heeft de HEERE dat verbond?
Met hen. Dit geldt van de Verlosser Die tot Sion kwam. Dat verbond is met Christus opgericht. Maar het wordt ook opgericht men hen: ‘die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE’ (zie vers 20). Er was een overblijfsel in de ballingschap. Voor hen was de onderdrukking juist tot zegen. Het zijn dus schuldigen, die geen genade verdiend hebben, maar wel genade verkrijgen om Christus wil. Zij komen tot de erkentenis: ‘Want onze overtredingen zijn vele voor U, en onze zonden getuigen tegen ons; want onze overtredingen zijn bij ons; en onze ongerechtigheden die kennen wij’ (vers 12). Voor zulke boetvaardige zondaren laat God verlossing prediken door de Verlosser, Die tot Sion gekomen is. Hij is het Hoofd van dit verbond. Dit zegt de HEERE. Let op, dit is Gods grote naam. Hij is de Onveranderlijke. ‘k Zal nooit herroepen ’t geen Ik eenmaal heb gesproken, wat uit Mijn lippen ging blijft vast en onverbroken’.
2. De weldaden van dat verbond
De inhoud van het verbond is zeer rijk. We lezen daarvan in het doopformulier. De Vader belooft met alle goeds te verzorgen en het kwade te weren of ten beste te keren. De Zoon belooft te wassen in Zijn bloed van alle zonde. De Heilige Geest belooft inwoning en heiliging. Het genadeverbond omvat dus alles wat nodig is voor tijd en eeuwigheid. Dat alles is gekocht met het bloed van Christus. De twee voornaamste weldaden worden hier genoemd: Woord en Geest. Die belofte geldt Christus. De belofte geldt ook Zijn lidmaten. Zoals Woord en Geest op Hem waren, zijn ze op dit volk. Mijn Geest, Die op U is. Op Wie is de Geest? De kanttekenaar schrijft: ‘Te weten op U, o Christus, als Hoofd der kerk, van Wien de geestelijke gaven als een kostelijke balsem afvlieten op al de ledematen Uws lichaams. Vgl. Ps. 133:2’. De Geest is dus op Christus. Hij is van eeuwigheid met de Heilige Geest gezalfd. De Geest is op Hem gelegd. We zien dat bij Zijn doop. De Heilige Geest daalde op Hem neder gelijk een duif en bleef op Hem. Die Geest is van Christus nooit geweken. De Geest maakte Hem bekwaam tot Zijn Middelaarswerk. Diezelfde Heilige Geest zal ook zijn op degenen die Zich bekeren. Is er een grotere troost denkbaar? De Heilige Geest is de levendmakende Geest; – is de Geest der genade; – is de Geest der waarheid; – is de Trooster; – is de Heiligmaker; – is de Geest van wijsheid en verstand; – is de Geest van de kennis en vreze des HEEREN; – is de Geest der genade en der gebeden; – is de Geest des geloofs; – is de Geest der belofte; – is de Geest der heerlijkheid … Ach, al zou de Heere ons alles onthouden, als we Zijn Geest maar mogen hebben.
En Mijn woorden die Ik in Uw mond gelegd heb. Het Woord was in de mond van Christus. Zijn Vader heeft Hem een tong der geleerden gegeven om met de moede een woord ter rechtertijd te spreken: ‘De Heere Heere heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden’. Zijn woorden gaan de mensenwoorden te boven. Hij sprak als Machthebbende. Het Woord van Christus zal altijd zijn in de mond der gelovigen. ‘Dit volk heb Ik mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen’. Alles mag men ons ontnemen, maar niet Zijn Woord. Luther heeft gezongen: Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Wereldwijd wordt geprobeerd om de mond van Gods kinderen te snoeren. Zolang de wereld bestaat, heeft de duivel geprobeerd om het Woord uit te roeien. Maar: ‘Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die zal zich noemen met de naam van Jakob; en gene zal met zijn hand schrijven: Ik ben des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israel’. Er zullen altijd uit hen voorkomen die het Woord mogen verkondigen! De Geest, Die op Christus was zal, wonen in het hart van de Zijnen. Er zal een voortdurende inwoning zijn van Woord en Geest. Er is een nauw verband tussen Geest en Woord. Dat mogen we niet van elkaar afscheiden. De Geest is nodig om het woord te verstaan en toe te passen. Door Gods Geest en Woord blijft de Kerk bestaan. Met Gods Geest en Woord moet Zijn Kerk tevreden zijn.
3. De trouw van dat verbond
Die zullen van Uw mond niet wijken. Dit geldt van Christus, maar dit geldt ook van de kleinste in de genade. Een van onze predikanten had als thema bij deze stof: ‘Eens gegeven blijft gegeven’. Noch van den mond Uws zaads. De kanttekenaar schrijft: ‘Dat is, Uwer uitverkorenen, die Uw geestelijke kinderen zijn’. Christus vertegenwoordigt Zijn ganse Kerk. Zij zijn in dat verbond begrepen. Daar ligt zo’n rijke troost. Dit is zo zeker omdat Christus daar Zijn bloed voor gegeven heeft. Daar wijst het doopwater op. Gods kinderen zijn wel bang dat de Geest van hen wijken zal. David riep uit: ‘Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet, ai, laat van mij Uw Heiligen Geest niet scheiden’. Maar zomin als de Geest van Christus week, zou de Geest van David wijken. Hij blijft bij Gods kinderen in der eeuwigheid. Noch van den mond van het zaad Uws zaads. De verbondsbelofte betreft ook het zaad van het zaad van Christus! Petrus sprak op de Pinksterdag: ‘U komt de belofte toe, en uw kinderen’. De HEERE zal voorzeker werken in het nazaat van Zijn volk. Kohlbrugge schrijft: ‘Dat is de troost voor de ouders, als zij bij hen en bij hun kinderen niets zien dan zonde en dat niets op de wereld hen helpen kan’. Psalm 103 spreekt ervan: ‘Zijn trouw rust zelfs op het late nageslacht, dat zijn verbond niet trouweloos wil schenden, noch van Zijn wet afkerig d’oren wenden’. De dichter van Psalm 103 leert dezelfde weg als Jesaja. De verbondstroost wordt slechts in de weg der waarachtige bekering genoten. Maar voor hen zijn de belofte van Geest en Woord ook vast. Dit zegt de HEERE. Bij vernieuwing lezen we Gods grote naam.
En deze belofte duurt: van nu aan tot in eeuwigheid toe. Deze Kerk zal er dus altijd zijn! De poorten van de hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen. Voor wie krijgt dat verbond waarde? Voor degenen die leren dat zij alles verbeurd hebben. Hebben we ons portret al gezien in het eerste deel van dit hoofdstuk? Mochten we reeds komen tot die hartelijke schuldbelijdenis? De HEERE zegt in Leviticus 26: ‘Dan zullen zij hun ongerechtigheid belijden en de ongerechtigheid hunner vaderen, met hun overtredingen waarmede zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid gewandeld hebben, dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld en hen in het land hunner vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart gebogen wordt en zij dan aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen hebben, dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met Izak en ook aan Mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken’. Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonden. Als waren uw zonde als scharlaken.
Ds. A. Schot,
Kerkbode Ger. Gem. Nunspeet, 1 augustus 2015