Ds. A. Schot
Gode de eer van alle dingen
Gode de eer van alle dingen
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Romeinen 11: 36a
De hoofdstukken 9 t/m 11 vormen een bijzonder gedeelte in de Romeinenbrief. Paulus geeft hier een uiteenzetting van de wonderlijke wegen, die de Heere met Israel houdt. Hoe de Heere Israel verkoor en op welke wonderlijke wijze Hij Zijn verkiezing ten uitvoer brengt. De apostel der heidenen wijst er ook op dat de volheid der heidenen zal ingaan. Ziende op deze dingen eindigt hij met een loflied. In diepe verwondering roept hij het uit: ‘O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden. Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Alle dingen!’ Bijzonder ziet Paulus hier dus op de dingen der zaligheid, het toebrengen van zondaren. Deze dingen zijn: uit, door en tot Hem, dat is de drie-enige God.
Uit Hem zijn alle dingen. De kanttekenaren zeggen hiervan: ‘nl. als de eerste oorzaak, Die alles naar Zijn wijze raad schikt en ordineert’. De zaligheid van zondaren is uit God. Deze vloeit voort uit Gods raad. De bron der zaligheid ligt in Gods welbehagen van eeuwigheid. Hij heeft de Zijnen liefgehad met een eeuwige liefde. Het geestelijk gebouw van levende stenen zal er komen naar Gods gemaakt bestek. Er zijn geen geestelijke dingen of ze zijn allen uit Hem: wedergeboorte, roeping, geloof, rechtvaardigmaking en heiligmaking. Deze weldaden zijn geen oorzaken van de verkiezing, maar vruchten daarvan. De wetenschap dat alle dingen uit Hem zijn doet Paulus in verwondering uitroepen: Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid! Hij ziet hoe God daarvan alleen de eer toekomt. Alle roem is uitgesloten. Heeft de leer van Gods soevereine verkiezing ons daar reeds gebracht? Het is eigenlijk van tweeën een: of wij briesen daartegen, of wij buigen daarvoor. Dat laatste kan alleen als wij rechteloos geworden zijn.
Door Hem zijn alle dingen. De dingen der zaligheid zijn niet alleen uit God, maar ook door God. De kanttekenaren zeggen daarvan: nl. als Die alles, wat de mens ter zaligheid nodig is, werkt en hetgeen naar Zijn wijze raad geordineerd is, krachtiglijk uitvoert. Niet alleen de bron is van God. Ook de uitvoering en de voortzetting ligt buiten de mens. De eerste zondaar werd door God Zelf tevoorschijn geroepen: ‘Waar zijt gij’? Het genadeverbond werd door God aan Adam en Eva geopenbaard: ‘Ik zal vijandschap zetten’. In de volheid des tijds zond God Zijn Zoon om de weg tot de verlossing te banen. Na Zijn hemelvaart heeft de Vader de gehele regering van Kerk en wereld aan Zijn Zoon toebetrouwd. En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Christus brengt door Zijn Geest zondaren toe. Inderdaad, de dingen der zaligheid zijn ook door Hem. Het hangt niet van mensen af. Dit is aan de ene kant ter bemoediging. Moest het van mensen komen, er kwam nooit iets van terecht. Hij laat nooit varen het werk wat Zijn hand begon. Dit is aan de andere kant ter waarschuwing. Als het door Hem is, kan het niet door ons zijn. Wij zullen er in ons leven tussenuit moeten vallen. Wij zijn onbekwaam tot enig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad. Hebt u dit reeds mogen leren? Ook dit tweede punt brengt Paulus tot aanbidding: ‘Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid’. Hij wist het uit eigen ervaring: blazende dreiging en moord toen God hem te sterk werd. Er was van Paulus niets bij. Als de Heere niet had ingegrepen was Hij nooit aan Gods voeten gekomen. Door Hem zijn alle dingen! Deze leer maakt hem niet onverschillig, maar het brengt hem tot verwondering. Heeft de leer van het eenzijdige Godswerk ons daar reeds ook gebracht? Als het niet door Hem was zou er niemand zalig worden. Dat beseffen we alleen als we onszelf leren kennen door de ontdekkende werking van de Heilige Geest.
Tot Hem zijn alle dingen. Omdat de dingen der zaligheid uit en door God zijn, zijn ze ook tot God. Al wat gij wrocht zal juichen tot Uw eer. Een kenmerk van God eigen werk! De kanttekenaren zeggen daarvan: ‘nl. als tot het uiterste einde, tot Wiens eer alles moet strekken en gebracht worden’. God zoekt in de eerste plaats Zijn eer. Daar zal alles aan beantwoorden. Hij zal Zijn eer aan geen anderen geven. Van nature zijn wij eerrovers van God. Is de eer van God reeds op ons hart gebonden? Het wordt voor ontdekte zondaren zo’n raadsel hoe de eer van God en de zaligheid van een zondaar samen kunnen gaan. Paulus heeft mogen leren hoe dit mogelijk is in de Middelaar. Deze is bij machte om een heilig rechtvaardig God en een doemwaardige zondaar bij elkaar te brengen, zonder dat God van Zijn recht afstand behoeft te doen. Christus heeft Gods eer bedoeld en Gods deugden opgeluisterd. Het is een heilgeheim. Die daar iets van mag leren voor eigen hart en leven zal in God eindigen. Ook dit derde punt brengt Paulus tot aanbidding: Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid! Hij wil er niet de eer van hebben. Paulus leert ons in deze woorden: daar waar de mens op het diepst wordt vernederd, wordt God op het hoogst verheerlijkt.
Geliefde lezer, het is zo’n groot verschil hoe God aan Zijn eer komt. De dichter zegt: Zijn loon en straf beantwoorden beiden aan Zijn eer. Of wij nu verloren gaan of behouden worden, altijd komt God aan Zijn eer. Maar welk een verschil zal dit voor onszelf uitmaken! Als alles dan uit, door en tot God is, valt deze God dan te voet. Maak geen misbruik van deze leer, maar vraag ervoor te mogen buigen. Gods volk zal er meer instemmen dat het zulk een troostvolle leer is. Ik doe het niet om uwentwil, gij huis Israëls! maar om Mijn heiligen Naam.
Ds. A. Schot