Ds. A. Schot
Christus, de Plaatsbereider
Christus, de Plaatsbereider
Ik ga heen om u plaats te bereiden. Johannes 14: 2b
De tekstwoorden zijn genomen uit het afscheidswoord van Christus tot Zijn discipelen. Hij spreekt over Zijn heengaan tot de Vader. Dit spreken heeft het hart van de discipelen diep ontroerd! Zij konden Hem immers niet missen. Bovendien verstonden zij het nut van Zijn heengaan nog niet. We lezen in de laatste verzen van het vorige hoofdstuk: ‘Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij niet volgen, maar gij zult Mij namaals volgen’. Ook Thomas zegt: ‘Heere, wij weten niet waar gij heengaat, en hoe kunnen wij de weg weten?’ Het werk van de Middelaar in de staat van Zijn verhoging is zo’n verborgenheid. Toch ligt er juist zo’n troost in als daar licht over mag vallen. Het is noodzakelijk dat Christus Zijn kinderen hierin profetisch onderwijs gaat geven. In onze tekstwoorden vinden wij dat onderwijs.
De tekst leert dat de plaats zelfs voor de Zijnen bereid moest worden. Geliefde lezer, er is in de hemel voor de mens van nature geen plaats. In onze val in Adam hebben wij elk recht op die hemelwoning verloren. De hemel te moeten missen zou nog het ergste niet zijn, ware het niet dat Christus dit het huis Zijns Vaders noemt. Geen plaats in dit Huis betekent verstoten uit Gods gunst en gemeenschap. Wat is het nodig, niet een hemelzoeker, maar een Godzoeker te worden.
Christus zegt tot de discipelen: Ik ga heen! Hij geeft hen niet de opdracht zichzelf een plaats te bereiden. Zij kunnen zichzelf helemaal geen plaats bereiden. Hij doet voor hen wat zij niet kunnen. En Hij kan Plaatsbereiden. Hij heeft aan Gods recht voldaan. Velen proberen misschien zelf een plaats in de hemel te bereiden. En zeker, als de dingen der eeuwigheid in het hart gaan wegen, zal een mens ook alles gaan proberen om daar een plaats te mogen verkrijgen. Maar, arme mens, die meent buiten Christus zich een plaats te kunnen bereiden. Zulken bemerken straks dat niemand tot de Vader komt dan door Hem. Buiten Christus is er voor niemand plaats in de hemel. Hebben wij dit ook al bevindelijk geleerd? Gods recht ontneemt ieder mens het recht op een plaats in die Woning. Alleen als de Heilige Geest ons daarvan overtuigd zal een zondaar dit werkelijk beamen. In die weg krijgt Christus zo’n waarde. Hij is: de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Hem.
Christus gebruikt hier een opmerkelijke uitdrukking: ‘plaats bereiden’. Als Hij dit zegt zijn er reeds vele woningen, maar ze moeten nog wel bereid worden. Zoals een aardse woning in gereedheid moet worden gebracht, zo is het met de hemelwoning. Reeds van eeuwigheid zijn er vele woningen in dit Vaderhuis door het welbehagen Gods en de plaatsbekleding van Christus. Toch moeten die plaatsen ook in gereedheid worden gebracht. Ja, de erfgenamen des hemels moeten voor de hemel geschikt gemaakt worden.
Plaatsbereiden doet Christus als Profeet. In het voorgaande hoofdstuk sprak Hij tot Petrus: ‘Gij zult Mij namaals volgen’. De kanttekenaar schrijft hiervan: ‘nl. als gij uw loop en dienst zult volbracht hebben, en in het geloof sterker zult zijn’. Daar was nader onderwijs voor nodig. Plaatsbereiden doet Christus als Hogepriester. De hemel is de plaats van Gods hoogheid en heiligheid. Hoe zal een verloren zondaar daar ooit een woning ontvangen? Nodig is niet alleen onderwijs, maar ook verzoening, voorbede en zegening. Plaatsbereiden doet Christus als Koning. En Hij is daartoe bekwaam, want Hem is gegeven alle macht, zowel in de hemel als op de aarde.
Geliefde lezer, een persoonlijke vraag: Wordt ook voor ons een plaats bereid? Wij kunnen in onze aardse woning niet altijd verblijven. Hier op aarde hebben wij geen blijvende stad. Nu zegt Christus dat er in het huis Zijns Vaders vele woningen zijn. Wie kan het beter weten dan Hij? De vraag is niet of er wel woningen zijn, maar of er voor mij en u een plaats bereid zal zijn. Dezelfde Christus zegt ook: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het koninkrijk Gods niet zien’. Christus spreekt hier persoonlijk tot Zijn discipelen. Zoals Hij hier de ontroerde discipelen persoonlijk troost, kan Hij nog een arme zondaar troosten. In Zijn Middelaarsverdienste is een onuitsprekelijke rijkdom. Kunt u ook met minder niet gerust zijn?
Ds. A. Schot