Ds. A. Schot
Verregaand compromis
Verregaand compromis
Het concensusprincipe is het maximaal haalbare waar verschillende gelederen zich in kunnen vinden. In bepaalde omstandigheden is zo’n principe heel goed toepasbaar. Bij een compromis gaat men nog een stapje verder. Er worden dan dingen prijsgegeven, die voor de ander eigenlijk onopgeefbaar zijn. Zo probeert men in de politiek het maximaal haalbare te bereiken. Maar een zaak als het genadeverbond lijkt mij voor beide bovengenoemde principes niet geschikt.
De consensus die een aantal theologen bereikten (https://www.rd.nl/artikel/904072-reformatorische-theologen-bereiken-overeenstemming-over-het-verbond), heeft voor mij veel weg van een verregaand compromis.
Er wordt in de tien punten van overeenstemming veel gezegd. Daar zijn enkele vragen bij te stellen. Er blijkt sprake te zijn van een verbondsrelatie van God in Christus met geheel de zichtbare kerk, waaronder men blijkbaar verstaat alle gemeenteleden. Vanuit die verbondsrelatie zouden de beloften van het verbond bestemd zijn voor alle gemeenteleden (Punten 2 en 3). Hiermee worden de beloften dus losgemaakt van Christus of de gehele zichtbare kerk wordt verondersteld in Christus vertegenwoordigt te zijn. Dit heeft echter verregaande gevolgen en is onopgeefbaar voor hen die belijden dat de verbondsbeloften aan Christus gedaan zijn en in Hem alleen aan de uitverkorenen. Het genadeverbond lijkt niet meer te zijn dan een aanbieding van de zaligheid (Punt 4). De toe-eigening van het heil in de weg van bekering lijkt versmald te kunnen worden tot de verlichting van het verstand, waardoor men tot een bepaald inzicht komt (Punt 5). Bovendien is m.i. de nieuwe gehoorzaamheid niet het antwoord op de aanbieding (Punt 3), maar volgens het doopformulier is de nieuwe gehoorzaamheid het leven der dankbaarheid.
Maar er wordt in de tien punten ook heel veel niet gezegd. Dit zou niet erg zijn, ware het niet dat juist hetgeen niet gezegd wordt fundamenteel is voor de verbondsvisie. Daarom zijn daar ook belangrijke vragen bij te stellen. Er wordt niet gerept over de noodzakelijke wedergeboorte, voorafgaand aan het geloof. Wat ik ook node mis is een uitspraak over de verhouding tussen verbond en verkiezing. Ik begrijp dat hier geen uitspraak over wordt gedaan, want dat staat op gespannen voet met enkele stellingen uit de overeenkomst. Dat het Genadeverbond staat onder beheersing van de verkiezing raakt echter de vastheid van het genadeverbond en mag niet ontbreken. En hoe kan er consensus zijn als er geen uitspraak wordt gedaan over het feit dat Christus Hoofd en ook de Middelaar is van het genadeverbond en over de vraag wie Christus in het verbond plaatsvervangend vertegenwoordigt? Onopgeefbaar is voor mij dat Christus alle voorwaarden heeft vervuld als Vertegenwoordiger van de uitverkorenen.
De leer van het genadeverbond is beslissend voor vele andere leerstukken. Als het genadeverbond schuift begint er veel meer te schuiven. Hoezeer ik uitzie naar overeenstemming, ik moet ik toch met teleurstelling vaststellen dat dit met deze stellingen niet is bereikt.
Reformatorisch Dagblad 17 december 2020