Ds. A. Schot
Geen mens
Geen mens
Heere, ik heb niet een mens om mij te werpen in het badwater. Johannes 5: 7
Het is feest te Jeruzalem. Velen zijn naar Jeruzalem gekomen, waarschijnlijk voor het Paasfeest. Op dat moment vinden we Jezus niet in de tempel, maar in een oord van ellende. Er is bij de Schaapspoort in Jeruzalem een badwater genaamd Bethesda. Rondom dat badwater zijn vijf zalen of galerijen gebouwd waar de zieken worden neergelegd. We horen van een grote menigte kranken, blinden, kreupelen en verdorden. Wat worden we hier bepaald bij de gevolgen van de zonden. Waren er geen zonden, er waren geen wonden.
De naam Bethesda betekent ‘huis der barmhartigheid’. Nu is er van menselijke barmhartigheid maar weinig merkbaar. Er is zelfs geen vorm van verpleging zoals in onze ziekenhuizen. Maar God betoont hier Zijn barmhartigheid. Op zekere tijden komt er beroering in het badwater. Johannes ziet er duidelijk Gods hand in. Hij zegt: ‘Een engel daalde af’. De tijd wanneer het water werd beroerd was tevoren niet bekend. Maar die het eerste inkwam werd genezen, welke ziekte hij ook had. Daarna had het water geen genezende kracht meer.
Zo gebeuren er nog wonderen. Maar hier blijkt dat de middelen pas kracht doen als de Heere ze zegent. Zo is het met de genademiddelen. Het is nodig dat de Heilige Geest beroering in de wateren brengt anders gaat er geen gezondmakende kracht van uit. Zo is het ook met de natuurlijke middelen. Aan Gods zegen is alles gelegen.
En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. Het middel ter genezing is zo heel dichtbij. Maar hij heeft niet de macht om in het water af te dalen. Zo gaat het haar in, jaar uit. Zijn hoop op herstel is uitgeblust. Zo kan het een zondaar vergaan die aan zijn dodelijke zielekwaal is ontdekt. De beroering in het water wel gemerkt, maar er zelf geen deel aan te hebben. Van anderen misschien gehoord hoe zij tot verlossing mochten komen, maar dit zelf te missen. Zo kan het ook zijn met psychische en lichamelijke kwalen. Het valt niet mee als we zien dat de middelen bij anderen kracht mogen doen en niet bij ons. Uiteindelijk wordt de hoop op herstel opgegeven.
Jezus ziende deze liggen. De grote Medicijnmeester bezoekt de ziekenzaal. De omstandigheden van deze kranke zijn bij Jezus bekend. Hij zoekt hem op in Zijn vrijmacht. Wellicht liggen er meerderen al zolang. Maar Jezus stopt bij Hem. Dat moet voor de man een wonder geweest zijn. Niemand zag immers naar hem om. Jezus was het ook niet verplicht. Maar juist omdat het niet uit verdienste is kan het nog.
Dan stelt de Heere Jezus een wonderlijke vraag: Wilt gij gezond worden? Dat spreekt toch voor zich. De Heere wil hem nadrukkelijk ontdekken aan zijn machteloosheid en hulpeloosheid. ‘De kranke antwoordde Hem: Heere, ik heb niet een mens om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder’. Een aanklagend woord voor de inwoners van Jeruzalem! Slechts enkele honderden meters bij de tempel vandaan. Hier zou men toch hulp mogen verwachten. Maar in heel het godsdienstige Jeruzalem bekommert zich geen mens over deze kranke. Wat is hij met mensen beschaamd uitgekomen. Natuurlijk zal hij aan deze of gene gevraagd hebben: ‘Werp mij er eens in’. Welnu zo’n hulpeloze zoekt Jezus hier op.
Hij krijgt een onmogelijke opdracht. ‘Sta op, neem uw beddeken op en wandel’. Het is een drievoudig bevel. Maar alle drie de zaken zijn onmogelijk. Het is een groot verschil wie dit zegt. Als mensen het gezegd zouden hebben zou het dwaasheid zijn geweest. Maar hier spreekt de Machthebbende. Een die geeft wat Hij beveelt. En dan mag de kranke ervaren: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God’.
Hij krijgt de opdracht om zijn beddeke te dragen. Waarom? De kanttekenaar schrijft: ‘tot bewijs van Gods genade jegens u, en van uw volkomen genezing door Mij, wonderbaarlijk geschied’. Hij moet Christus de eer geven. Even later vinden we hem ook in de tempel. Zijn eerste schreden zijn naar Gods huis. Daarin is hij te prijzen.
Toch ontvangt hij tenslotte nog een waarschuwing: ‘Zie gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. Wat is nog erger dan 38 jaar krank zijn? Heilige de Heere daarom de wegen aan ons hart.
Ds. A. Schot