Ds. A. Schot
Onheilige dienaar brengt Heilig Evangelie
Onheilige dienaar brengt Heilig Evangelie
Iedere geroepen prediker heeft naast zijn persoonlijke schuld ook een ambtelijke schuld en ook ambtelijk verzoening nodig. Maar zolang de dienaar des Woords buigt voor de Schrift, dienen wij te buigen voor zijn boodschap.
Op het symposium over bevindelijke prediking op 16 november te Gouda gaf ik een reactie op drie lezingen, waarin kritische kanttekeningen werden geplaatst bij de prediking in de Gereformeerde Gemeenten. Eén daarvan betrof de lezing van dr. Arie van der Knijff. Op deze studiedag heeft hij ook een reactie gegeven op mijn reflectie. Daarmee leek mij de studiedag afgerond.
Onlangs vroeg hij de tekst van mijn reflectie per mail op, zoals nu blijkt om daar in het RD (30-12) weer verder op te reageren. Ik vraag me af of we deze discussie verder op deze wijze moeten voeren, zeker omdat ik Van der Knijff een persoonlijk gesprek heb toegezegd. Moet dit via allerlei (digitale) platformen, zoals hij nu doet?
Van der Knijff doet voorkomen alsof op de studiedag beweerd is dat de preek heilig zou zijn. Op dat detail zoomt hij in en hij probeert iets te ontkrachten wat door mij zo niet is gezegd. In de lezing is de uitdrukking „iets heiligs” gebruikt. Daarmee heb ik willen reageren op de wetenschappelijke benadering waarmee Van der Knijff de prediking analyseert. Deze benadering lijkt voor hem uitgangspunt, maar voor mij is Gods Woord uitgangspunt. Wetenschappelijk kritisch onderzoek is ondergeschikt aan de norm en het gezag van Gods Woord.
„Niet al zuchtende”
Op de studiedag maakte ik een vergelijking met het scheppingswerk, dat vandaag ook gelegd wordt op de snijtafel van de wetenschap, met alle gevolgen van dien. Daarbij is wel gezegd dat we de preek niet één op één mogen vergelijken met het scheppingswerk. Ik citeer uit mijn referaat: „Voor een deel is het (de preek) een ambachtelijk product door een mens vervaardigd, die tegelijk wel een dienaar van God is. Ik zou ook de factor van Gods Geest niet willen uitsluiten. En als we geloven dat de Heilige Geest Zich van dit middel bedient, dan moeten we ons heel ernstig afvragen of deze wetenschappelijke benadering om preken te beoordelen verantwoord is? De preek is ook iets heiligs; men moet die niet op deze wijze willen ontleden of rationaliseren.”
In dat licht heb ik later een citaat aangehaald uit het bevestigingsformulier van de dienaren des Woords: „En gijlieden ook, geliefde Christenen, ontvangt dezen uw dienaar in den Heere met alle blijdschap, en houdt de zodanigen in grote waarde. Gedenkt dat God Zelf u door hem aanspreekt en bidt. Neemt dan het woord aan, hetwelk hij u volgens de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord. Laat u lieflijk en aangenaam zijn de voeten dergenen die vrede verkondigen, die het goede verkondigen. Zijt uw voorgangers gehoorzaam; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde, en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig. Dit doende, zal het geschieden dat de vrede Gods zal komen in uw huizen, en dat gijlieden, die dezen aanneemt in den naam eens profeten, eens profeten loon zult ontvangen, en door zijn woord in Christus gelovende, door Christus zult beërven het eeuwige leven.”
Zo spraken onze vaderen en wij wensen in dat spoor der vaderen te gaan.
„Alzo zegt de Heere”
Ook zei ik: „Als het al verantwoord zou zijn om op deze wijze te analyseren, hoe beoordeelt men dan de gevonden resultaten? Analyseren is één, maar interpreteren en beoordelen is twee.”
Vooral in de interpretatie gaat het mijns inziens mis bij Van der Knijff. Dat iemand sommige stappen (die in de bevindelijke prediking worden gemaakt) niet kan meemaken, kan ook te maken hebben met allerlei factoren aan de kant van de hoorder. In ieder geval worden door mij enkele punten uit de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking positief gewaardeerd, terwijl Van der Knijff dezelfde punten juist bekritiseert.
Hetzelfde geldt van de interpretatie rond de persoon van de prediker. Van der Knijff gaat in op de persoon van de predikant. We hebben het dan over roeping en roepingsbesef. Ook hier wordt een interpretatie gegeven, die vervolgens wordt bestreden. Iedere geroepen predikant zal zichzelf als een onheilig mensenkind leren kennen. Ik zou Van der Knijff willen meegeven: „Wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.” Een onheilige dienaar en het Heilig Evangelie passen bij elkaar! Maar als de dienaar niet meer mag zeggen: „Alzo zegt de Heere”, is hij de naam dienaar des Woords niet meer waardig. Het gezag van het Woord, en in afgeleide zin ook van de prediking, moet niet weggehaald worden (Romeinen 10:14-17 en Hebreeën 13:7).
Maar één talentje
Is er dan niets aan te merken? Iedere geroepen prediker heeft naast zijn persoonlijke schuld ook een ambtelijke schuld en ook ambtelijk verzoening nodig. De gelijkenis van de talenten laat zien dat sommige dienstknechten maar één talentje hebben. De beoordeling daarvan is aan de Heere Zelf en niet aan ons. Zolang de dienaar des Woords buigt voor de Schrift, dienen wij te buigen voor zijn boodschap.
Reformatorisch Dagblad, 2 januari 2020