Ds. A. Schot
Een liefdevolle vermaning
Een liefdevolle vermaning
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds. Romeinen 12: 2
We vinden in deze tekstwoorden een liefdevolle vermaning van de apostel Paulus aan ‘allen die te Rome zijt, geliefden Gods en geroepen heiligen’. In dit deel van de Romeinenbrief wijst hij vooral op het leven in ware godsvrucht. Zo’n leven bestaat ten diepste in een offerande: ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst’. Zijn wij zo’n levende offerande? Dat een leven in de vreze des Heeren onderscheiden moet zijn van een leven in de zonde blijkt duidelijk uit onze tekst.
Het oorspronkelijke woord voor ‘wereld’ heeft de betekenis van eeuw! Dus eigenlijk staat er: ‘Wordt deze eeuw niet gelijkvormig!’ Daarmee bedoelt Paulus een leven zonder en buiten God. Zo leven wij van nature. In Adam kozen wij voor een leven zonder God. Die oude keus openbaart zich in iedere tijd en in ieders leven op verschillende wijzen. Iedere eeuw heeft zo zijn eigen tijdgeest. Ieder mens heeft zo zijn eigen boezemzonden. De wortel is echter steeds dezelfde. Met dit leven zonder God komen we dus allen in aanraking. Ja, lezer, het is ons aller bestaan van nature. De wereld is in ons hart. Paulus waarschuwt de Romeinen dat zij deze eeuw niet gelijkvormig mogen zijn. Zo dienen we ieder nog af te manen van het leven der zonde. Wij moeten ons verzetten tegen de invloed van de zondige wereld, die van God en Zijn dienst aftrekt.
De letterlijke betekenis van deze woorden is, dat wij het schema, de stijl van deze tijd niet gelijkvormig mogen worden. Vertoon de levensstijl van deze tijd niet! Er is altijd onderscheid geweest tussen hen die God dienen en hen die Hem niet dienen. Dat onderscheid zal er ook altijd blijven. Eenmaal zal dat onderscheid volkomen duidelijk zijn: ‘Dan zult gijlieden wederom zien, het onderscheid tussen den rechtvaardige en den goddeloze, tussen dien, die God dient, en dien, die Hem niet dient’. Geliefde lezer, is dit onderscheid ook zichtbaar in uw leven?
Waaraan is dit merkbaar? Het woord van de apostel heeft gevolgen voor de ‘uiterlijke vorm’. De kanttekenaren schrijven: ‘neem niet aan de vorm of gedaante dezer boze wereld’. Laten we niet denken dat vormen onbelangrijk zouden zijn. Vorm en inhoud hebben veel met elkaar te maken. Heel concreet kan dan gedacht worden aan vormen betreffende kleding, versieringen, haardracht, tijdsbesteding, lectuur, computermisbruik en vele andere zaken. Johannes omschrijft de wereld als volgt: ‘Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld.
Wij mogen en willen niet bij het uiterlijke blijven staan. Al zijn de uiterlijke vormen niet naar de levensstijl van deze eeuw, dan kan nochtans ons hart deze wel gelijkvormig zijn. Christus noemt de Farizeeën ‘witgepleisterde graven’. Er is dus meer nodig. Niet voor niets daalt de apostel van de levensstijl af naar het hart. De buitenkant en de binnenkant hebben immers veel met elkaar te maken. Het uitwendige leven zal als het goed is een inwendige wortel hebben. Paulus schrijft verder: ‘maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God is’. Een inwendige vernieuwing is noodzakelijk. Hoe zouden wij anders Gods wil beproeven? Wie de volmaakte wil van God liefheeft, kan het met wat uitwendige verbeteringen niet doen. Is het reeds onze hartelijke begeerte geworden om God te mogen bedoelen en tot Zijn eer te mogen leven? Lezer, dan is dat zichbaar aan de vorm, maar dan hebt u niet genoeg aan de vorm. Dan zal het uw bede zijn: ‘Was reinig mijn gemoed, van mijn verborgen zonden’.
In het achtste hoofdstuk spreekt Paulus over een andere gelijkvormigheid. ‘Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen’. Christus was de wereld niet gelijkvormig. Het was Zijn gebed in Johannes 17: ‘Ik heb hun Uw Woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet ben’. Hij was wel op de wereld, maar niet van deze wereld. Eigenlijk is wereldgelijkvormigheid dus buiten Christus zijn. Wie Zijn beeld niet gelijkvormig is lijkt op de wereld. Als we in Christus mogen zijn zal de kloof met de zondige wereld steeds groter worden. Zullen wij straks met Hem of met de wereld gerekend worden? Het moge ons voordurend gebed maar zijn: ‘o Zoon, maak ons Uw beeld gelijk’.
Ds. A. Schot