Ds. A. Schot
Onze kleding (serie)
Onze kleding (serie)
Op onze laatste kerkenraadsvergadering hebben we uitvoerig gesproken over kleding. De strijd tegen de legging lijkt verloren. De roklengte lijkt een voortdurende strijd te geven in onze kerkelijke gezinnen. De zorgtaken in het ziekenhuis en in verzorgingscentra lijken door dames alleen nog in lange broek te kunnen worden uitgevoerd. Jongens en vaders lijken van een korte broek in het openbare leven geen probleem meer te maken. Allerlei ontwikkelingen lijken niet meer te stuiten. In plaats van elkaar in het kerkelijke leven te steunen in het niet navolgen van een wereldse levenshouding, kunnen deze ontwikkelingen voor sommigen niet snel genoeg gaan. De kerkenraad ziet deze ontwikkelingen met lede ogen aan. Het gesprek over deze onderwerpen heeft erin geresulteerd dat ik enkele artikelen over dit onderwerp zal schrijven.
In dit eerste artikel wil ik wijzen op de oorsprong van de kleding. Er is een tijd geweest dat man en vrouw geen kleding droegen. Dit brengt ons terug in het Paradijs. Adam en Eva waren naakt en zij schaamden zich niet. Waarom zouden zij zich schamen? Zij waren zo geschapen en hadden geen zondige gedachten bij het zien van elkaar. Zelfs voor God behoefden zij hun lichaam niet te bedekken. Zij waren rein geschapen. Er was niets oneerlijks aan hen. Ook had de natuur geen kwalijke uitwerking op hun lichaam. De zon stak hen niet, de koude deerde hen niet en de kwalijke invloeden bedreigden hen niet. Ook om veiligheidsredenen was de kleding niet nodig. De mens is dus niet geschapen om kleding te dragen. Wij kunnen ons die heerlijke staat niet eens meer indenken. Het nudisme wil misschien doen alsof wij nog in het Paradijs zijn, maar men houdt geen rekening met de zondeval. Wij zijn, om het met een lingeriemerk te zeggen, After Eden. Met de zondeval zijn wij het beeld Gods verloren. Onze heiligheid is verdwenen, zodat we reden hebben om ons te schamen. Bovendien is de aarde om onze zonde vervloekt, zodat wij nu veel redenen hebben om ons te bedekken. Hier ligt de reden van het dragen van onze kleding. Zijn wij ons daarvan ook bewust als wij kleding kopen en kleding dragen? Onze kleding zegt eigenlijk: wij zijn diep gevallen zondaren. Wie een besef heeft van de zondeval, zal geen lust hebben om uitdagende, onthullende, prikkelende, pronkende, provocerende, hoogmoedige of schreeuwerige kleding te kopen of te dragen. Wie dat wel doet beseft niet wat er in Genesis 3 is gebeurd. Wie enig besef heeft van de zondeval, zal zich er zelfs voor schamen dat kleding nodig is. De dagelijkse kleding is een weerkerende herinnering aan de zondeval. Wordt u/word jij daar ook aan herinnerd als u/jij voor het kledingrek staat? Dat besef is bij veel (kerk-)mensen niet meer aanwezig. Adam en Eva hadden na de zondeval nog wel een sprekend geweten. Dat geweten klaagde hen aan. Daarom zochten zij hun naaktheid te bedekken. Hebben wij nog een sprekend geweten? De mens van nature is bezig om dat geweten het zwijgen op te leggen. Hoe minder dat ons geweten spreekt, hoe gemakkelijker wij denken over het al of niet dragen van kleding. Voor de mens vandaag heeft de kleding weinig meer met zonde te maken. We kleden ons naar de weersomstandigheden, naar de mode, naar onze begeerlijkheid. De apostel zegt dat wij de rok moeten haten die van het vlees bevlekt is. Met de rok bedoelt hij hier het direct over het lichaam gedragen onderkleed. Volgens de ceremoniële wetgeving was het zó, dat als een lichaam om een of andere reden verontreinigd was, ook de op het lichaam gedragen kleding als onrein moest worden beschouwd. Zulke kleren moesten dan met water worden gewassen en tot de avond van de dag waren ze onrein. Men mocht ze absoluut niet dragen, ook niet als men zichzelf al had gewassen. Door het dragen van zo’n door het vlees bevlekte rok zou men immers ook zélf onrein worden! Het is dus niet om het even wat we dragen. We moeten niet willen dragen wat (geestelijk) verontreinigd is.
Gemeente, wij moeten terug naar het Woord. De zondeval sluit gelegenheidskleding niet uit. Onze kleding kan en mag ook een boodschap uitdragen. Daar hopen we nog wel bij stil te staan. Maar laten we, als het over kleding gaat, beginnen waar God begint. En dat is in Genesis 3. Als we daar een indruk van hadden, waren er heel veel problemen opgelost.
Ds. A. Schot,
Kerkbode Ger. Gem. Nunspeet, 14 juni 2019
In de vorige kerkbode heb ik iets geschreven over de oorsprong van de kleding. De reden van onze kleding ligt in de zondeval. Daarmee is al veel gezegd. Nu iets over de functie van de kleding. In de eerste plaats is de kleding bedoeld om ons lichaam te beschermen. Het is onveilig om geen kleding te dragen. Na de zondeval is de natuur een bedreiging voor ons lichaam geworden. Door de zonnewarmte kan ons lichaam verbranden, door de koude kan ons lichaam onderkoeld raken, door de doornen kan ons lichaam verwond raken. Al zou het geoorloofd zijn om naakt te lopen, in het licht van de gevaren is het niet verstandig. De kleding heeft een beschermende functie. We zien dit duidelijk bij Nomaden in de woestijn. Ondanks de verzengende hitte, kleden zij zich goed voor de zonnewarmte. We zien ook dat de Eskimo’s zich moeten kleden tegen de koude. Al deze bedreigingen zijn een gevolg van de zondeval. Gezien deze functie van de kleding mag er verschil zijn tussen zomer- en winterkleding.
Een tweede functie van de kleding is het bedekken van de naaktheid. We zijn onze heiligheid kwijt en daarom sticht het niet meer om ons naakt te vertonen. Kleding die de naaktheid niet bedekt, voldoet dus niet aan de Bijbelse functie. De bedekkende functie stelt eisen aan onze kleding. Kleding mag daardoor niet te kort zijn. Minirokken vallen af. Het helpt ook niet om telkens aan die rok te trekken als je gaat zitten, want daar wordt die rok niet langer van. Korte broeken in het publieke leven zijn niet gepast. Naveltruitjes, losse hemdjes met spaghettibandjes, mouwloze jurkjes, openvallende blouses, jurken met een diep uitgesneden decolleté, rokken met een hoge split bedekken de naaktheid niet, maar ontdekken de naaktheid. De bedekkende functie van onze kleding vereist ook dat de kleding niet al te strak is. Een strak T-shirt of jurkje bedekt naaktheid wel, maar onthult tegelijk de vormen van de borsten of andere rondingen van het lichaam. Kleding, die alle bewegingen onthult, is te strak. Hetzelfde geldt van een strakke broek bij het mannelijke geslacht. Deze kleding maakt vormen zichtbaar die juist niet zichtbaar dienen te zijn. In de roklengte heeft de uitvinding van de legging een hele kwalijke rol gespeeld. De legging gedragen onder een rok, liet de rok krimpen tot minimale lengte. Men verdedigt het dragen van een legging met een beroep op de zedelijkheid. Men vergeet echter dat de roklengte onzedelijk is en dat een normale rok het dragen van een legging overbodig maakt. De legging past helaas ook in het vervagen van de grenzen tussen mannen- en vrouwenkleding, maar daarover later meer. De bedekkende functie van kleding vereist ook dat de kleding niet doorzichtig dient te zijn. Een rok waar men dwars doorheen kijkt, is te dun en vereist het dragen van een onderrok. Kleding waardoor men de onderkleding kan zien vereist niet het dragen van een string als ondergoed, maar vereist veeleer een minder doorzichtige bovenkleding. Een blouse waar men dwars door heen kijkt, vereist het dragen van een hemd daaronder. Een trouwjurk waarbij men het bovenlijf kan zien, vereist het dragen van een stola. De bedekkende kleding vereist ook dat de kleding niet afzakt. Een afzakbroek van jongens bedekt de achterste delen niet, maar vestigt daar de aandacht op. Een afzaktop bij dames, die om de haverklap omhooggetrokken wordt, maakt duidelijk dat dit kledingstuk niet geschikt is. Neemt u mij niet kwalijk dat ik probeer om het wat concreet te maken, want ik merk dat onze jeugd daar behoefte aan heeft. Wollig taalgebruik wordt vaak niet meer begrepen.
De bedekkende functie van de kleding vereist ook dat de kleding niet verleidelijk behoort te zijn. Modieuze reclames maken duidelijk dat kleding vaak wel verleidelijk is bedoeld. Iets wat sexy is, is niet degelijk, ook al zou het zwarte kleding zijn. De modemakers weten hoe ze de zinnen van het andere geslacht kunnen prikkelen. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ons voorgeslacht het dragen van panty’s ook niet degelijk vond. De maillot of de lange (zwarte) kousen waren inderdaad minder op de bekoring gericht, dan de moderne panty. Toch wil ik dit niet al te zeer benadrukken omdat we als ouders liever zien dat onze kinderen met een panty naar de kerk gaan dan met blote benen. Verder heeft onze kleding ook een symbolische functie. We dragen door onze kleding een boodschap uit. Daar is geen opdruk voor nodig. De kleur zegt vaak al voldoende. Er is bijvoorbeeld rouwkleding en feestkleding. Er is beroepskleding en vrijetijdskleding. Verder maakt de kleding, naast andere geslachtelijke verschillen, een onderscheid duidelijk tussen de beide geslachten. Over beide onderwerpen wil ik echter een apart artikeltje schrijven.
Gezien de functie van de kleding kunnen we ons tevreden stellen met gewoon eenvoudige kleding. De jacht naar merkkleding heeft niets te maken met de functie van bedekken en beschermen. Het heeft meer te maken met hoogmoed en geldingsdrang. Natuurlijk mag men staan voor kwaliteit, maar kwaliteit en naam zijn altijd nog twee dingen. Het zou voor veel ouders een verademing zijn als het schooluniform zou worden ingevoerd. Ik denk dat docenten vaak jaloers zijn op leidinggevenden in de horeca of in de winkel waar kleding voorgeschreven is. Dat voorkomt veel discussie. Gek dat mensen, die het zo moeilijk hebben met ‘kerkelijke regeltjes’, zich in de maatschappij vaak zonder protest aanpassen aan de regels. De functie van onze kleding sluit het aspect van verzorging en netheid niet uit. Iemand die zich onverzorgd kleedt, heeft er blijkbaar ook niet echt over nagedacht waarom hij/zij zijn/haar kleding draagt. De functie van de kleding vraagt ons ook niet om onszelf belachelijk maken. Een jong meisje hoeft niet als een oma gekleed te gaan en een oma hoeft er niet als een tiener bij te lopen. Ik denk dat we dan de functie van onze kleding ook niet goed begrepen hebben.
Tenslotte, het is opvallend dat het orthodoxe Jodendom, dat teruggaat op dezelfde Thora, zoveel overeenkomsten heeft met de degelijke refokleding waar ons voorgeslacht mee opgegroeid is. Dat mag ons wel tot nadenken stemmen. Hoe zou het komen dat zij daar nog zo aan vast weten te houden, terwijl de refokring dit niet meer lukt?
Ds. A. Schot,
Kerkbode Ger. Gem. Nunspeet 27 juni 2019
Kent de Bijbel het onderscheid tussen mannen- en vrouwenkleding? Het antwoord daarop is duidelijk: ja. Het blijkt bijvoorbeeld uit de tekst in Deuteronomium 22:5 Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den HEERE uw God een gruwel. Velen hebben deze tekst laten buikspreken. Het zou bijvoorbeeld alleen maar gaan om het verwisselen van klederen om ontucht te kunnen plegen. Het zou slechts betrekking hebben op verkleedpartijen binnen de Kanaänitische godsdienst. Waar haalt men dat vandaan? In ieder geval spreekt de tekst daar zelf absoluut niet over. Het zijn maar aannames, waar het Bijbelgedeelte zelf geen grond voor geeft. Men mag niet zomaar aan deze Bijbeltekst zulke beperkingen opleggen om bijvoorbeeld ruimte te creëren voor de lange broek als toegestaan vrouwenkleed. Zo kunnen we alle Bijbelteksten naar onze eigen hand zetten. Seldenrijk in zijn boek Man en vrouw in de traditie der eeuwen en anderen vliegen m.i. op dit punt uit de bocht. Maar hoe het zij, Gods Woord maakt hier in ieder geval wel duidelijk dat er onderscheid is tussen mannen- en vrouwenkleding. Dat valt niet te ontkennen.
Bij het eerste woord kleed (het kleed eens mans) staat een kanttekening waaruit blijkt dat er in het Hebreeuws een woord staat, dat tuig, gereedschap betekent. Het oorspronkelijke woord is breder dan kleding alleen. Het gaat om de gehele outfit van de man, inclusief zijn kleding. Het verschil tussen mannen en vrouwen zat niet alleen in de kleding. Het zat ook in de sluier van de vrouw en het meedragen van wapens en andere gereedschappen door de man. Maar bij die outfit hoort zeker ook de kleding. Het tweede woord kleding in de tekst kan alleen kleding betekenen. Omdat er sprake is van een parallellisme is het goed dat ook het eerste woord door de statenvertalers als kleed is vertaald. Als de vrouw geen mannelijke kleding en attributen mag dragen, ligt het voor de hand dat de man geen vrouwelijke kleding en attributen mag dragen.
Wat was het verschil in de Bijbelse tijd? De gewone kleding van de Israëlieten bestond heel eenvoudig uit een lijfrok of onderkleed en een mantel of opperkleed. Het verschil tussen mannen- en vrouwenkleding was niet zozeer te vinden in het model op zichzelf, alswel in de wijze waarop die lijfrok en die mantel verder gemaakt waren. De verschillen waren te vinden in het model, de stof en de kleur. Vrouwenklederen waren langer, van fijnere stof en feller van kleur. Zo kon men dan toch in de praktijk onmiddellijk zien of men met een mannen- of met een vrouwenkleed te maken had. Hoewel de verschillen misschien niet zo groot waren, was toch de verwisseling van kledingstukken ernstig. De dreiging, al wie zulks doet, is den HEERE uw God een gruwel, is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Niet alleen de gewoonte, maar de zondaar zelf wordt een gruwel genoemd. Een gruwel is iets dat je doet walgen. De Heere handhaaft hier Zijn scheppingsorde. Hij schiep het mannelijk en vrouwelijk geslacht.
Velen willen dit afdoen met: ach, dit is een ceremoniële tekst die voor ons geen betekenis meer heeft. Maar lees eens wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 11. Hij houdt vast aan het oude principe dat er verschil in verschijning moet zijn tussen man en vrouw. Een vrouw moet er niet uit willen zien als een man. Dat is tegen nature. Hier vinden we hetzelfde principe als in Deuteronomium 22. Onze statenvertalers, die de lange-broek-discussie nog helemaal niet kenden, verwijzen bij 1 Korinthe 11:5 naar Deuteronomium 22:5. Dat is veelzeggend. Zij zagen dat het hier gaat over hetzelfde principe: onderscheid tussen man en vrouw. De kanttekenaar schrijft dat het hier, evenals in Deuteronomium 22, gaat om het verzaken van het eigen geslacht, hetwelk Gods wet verbiedt. Het is ook opmerkelijk dat degenen die geen punt maken van de kleding, vaak ook geen punt maken van de haarlengte. Het zijn inderdaad zaken die aan elkaar verwant zijn. Het uitwissen van verschillen is tegen de natuur, tegen de scheppingsorde.
Wat is mannen- en vrouwenkleding in onze cultuur? Daar geeft de Bijbel geen voorschriften voor. Het is door de cultuur bepaald. De Bijbel schrijft de vrouw niet wereldwijd een rok en de man wereldwijd een broek voor. Wie zich verdiept in onze eigen cultuur moet tot de slotsom komen dat de broek geen vrouwenkleed was. Het uitwissen van verschil tussen mannen- en vrouwenkleding gaat terug op het feminisme. De genderideologie heeft daar nog een grote schep bovenop gedaan. De huidige samenleving is erop gebrand om het onderscheid tussen de geslachten met wortel en tak uit te roeien. Unisex is een ideologie waar men al jaren voor strijdt. Dit is niet het gezelschap waar wij ons onder thuis voelen toch? Een man moet niet willen dragen wat een vrouw draagt en een vrouw moet niet willen dragen wat een man draagt. Daarom zeggen wij nee tegen lange broeken voor vrouwen en meisjes. Zijn er geen uitzonderingen? De zorg en de verpleging worden door velen vandaag als uitzondering op deze regel gezien. Maar als men in de zorg en verpleging in een lange broek gekleed zou moeten gaan, welke handeling kan men dan nog wel in een vrouwenkleed verrichten? Vroeger kon men dergelijke beroepen prima in een rok of jurk verrichten. Ik heb respect voor onze vrouwen en meisjes die op de werkvloer aan hun principes vast willen houden en het doet me zeer dat juist zij zich zo vaak alleen voelen staan. Vaak komen zulke vrouwen door de gedragingen van eigen mensen met een mond vol tanden te staan. Het is ook heel triest dat er kerkelijke gemeenten zijn waar de kerkenraden er geen punt meer van lijken te maken. Het schijnt toegestaan dat avondmaalgangers zich op de ene dag aan de dis begeven en de volgende dag niet meer herkenbaar zijn als tot de kerk behorend. Voorheen behoefden we het alleen te verdedigen naar buiten toe. Nu komt de weerstand van binnenuit. Dat doet zeer. Als er extreme situaties zijn waarvan iemand denkt dat daar een uitzondering gerechtvaardigd is, laten uitzonderingen dan ook uitzonderingen blijven. Wie de bovenstaande tekst serieus neemt, zal hier niet gemakkelijk toe overgaan. Het kan ook weleens goed zijn om een genomen beslissing te heroverwegen. Het feit dat ‘iedereen het doet’, maakt iets nog niet tot een goede gewoonte. Ik hoop dat een Bijbelse bezinning op dit punt voor samenbinding mag zorgen en niet voor verwijdering.
Ds. A. Schot,
Kerbode Ger. Gem. Nunspeet, 11 juli 2019
Nog een aspect van de kleding wil ik aan de orde stellen. Kleding draagt een boodschap uit. In iedere cultuur heeft kleding een symboolfunctie. Men kan dit niet zomaar terzijde schuiven. Het is gewoon een feit. We moeten beseffen dat we met onze kleding, misschien onbedoeld, toch iets uitdragen. Daarin speelt zowel kleur als samenstelling van de kleding een rol. Een knallende kleur draagt een andere boodschap uit dan een bedekte kleur. Een driedelig pak draagt een andere boodschap uit dan een T-shirt.
Bruidskleding is een ander soort kleding dan rouwkleding. De Bijbel kent dit verschil ook. Op een bruiloft liep men niet met gescheurde klederen en op een begrafenis droeg men geen feestkleding. Op dit gebied zie je ook meer en meer normvervaging ontstaan. Vele kerkenraden geven de aanstaande bruidsparen regels voor de trouwkleding en het komt voor dat men op de rouwcirculaire aandacht vraagt voor gepaste kleding. Eigenlijk is het droevig dat dit nodig is.
Ambtskleding is anders dan werkkleding. De priesters droegen in het Oude Testament bij het waarnemen van hun ambt ambtskleding. Paulus schrijft aan Timotheüs dat hij bij de leer deftigheid moet voegen. Daarbij is er sprake van een wereldwijde traditie op dit gebied. Over de gehele wereld herken je ‘geestelijken’ aan hun kleding. Een goede regel is dat bij ambtelijk werk, ambtelijke kleding hoort. Helaas gaan in onze tijd sommige ambtsdragers mee in de stijlloosheid van de tijd waarin wij leven. Het komt voor dat catechisatie gegeven wordt in de dagelijkse plunje en dat men voor huisbezoek of kerkelijke vergaderingen het niet nodig vindt om zich even om te kleden. Als men zelf geen respect meer wil tonen, moet men er ook niet raar van opkijken dat men het respect verliest. Als men denkt met populair te doen meer ingang te zullen krijgen, is dat een schromelijke vergissing.
Kerkkleding is anders dan vrijetijdskleding. Het is goed om aparte kleding te dragen als wij naar Gods inzettingen komen. De Prediker zegt: Bewaar uw voet als gij ten huize Gods ingaat. De kanttekenaar zegt daarvan: Heb er acht op waar gij gaat, als gij naar den tempel gaat; gij gaat niet naar een gemene plaats, maar naar een plaats die heilig is en aan heilige dingen toegeëigend; zodat men daar moet verschijnen in ootmoedigheid en met eerbied, als voor Gods aanschijn. Wie enig besef heeft van Gods heiligheid komt niet onverzorgd naar Gods huis. Dat doe je niet als je een afspraak met een belangrijk persoon hebt. Dat doe je zeker niet als je naar Gods huis komt. Het is heel normaal als je ouders vragen om niet met blote voeten/benen naar de kerk te gaan. Dat behoor je zelf ook aan te voelen.
Avondmaalskleding is anders dan vakantiekleding. Bij de dood van een mens kleedt men zich naar die gelegenheid. Als men de dood des Heeren durft te verkondigen in vrijetijdstenue is er geen enkel besef meer van de heiligheid van de sacramenten. Begrijpen we er dan iets van wat het Ik voor u te zeggen heeft? Ook de doop is een Heilig Sacrament. Vandaar dat de kerkenraad ook op de doopzitting aandacht geeft aan de kleding van de doopouders.
Werkkleding is andere kleding dan vakantiekleding. Veel werkgevers stellen duidelijke eisen aan de kleding. Werknemers moeten zich daaraan houden, anders kunnen zij vertrekken. Een zuster en een kassière zijn geen badjuffrouw. Het was in het nieuws dat de politie, op het snikhete strand, hun werk moesten uitvoeren in hun officiële politiekleding. Het is heel normaal dat een bepaalde verantwoordelijkheid, ook een bepaalde kledingstijl met zich meebrengt.
Hoeren zijn altijd herkenbaar geweest aan hun kleding of het juist het ontbreken daarvan. Kleding heeft in die sector altijd een belangrijke rol gespeeld, omdat het moet fungeren als lokmiddel. De Dikke van Dale betrekt het woord ‘hoerachtig’ direct op de kleding. Het heidense carnaval kent hoeren- en pooierskostuums. Blijkbaar heeft dit soort van mensen een eigen kledingstijl. Het lijkt me vanzelfsprekend dat we daar niet mee vereenzelvigd moeten willen worden.
Bij alle kledingverschillen blijven de vorige artikelen over dit onderwerp overeind. Rondom het boerkaverbod laait de kledingdiscussie in de wereld ook weer op. Wij moeten maar normaal vinden wat de wereld normaal vindt en abnormaal wat de wereld abnormaal vindt. Maar de wereld is onze norm niet. Eerlijk gezegd heb ik veel begrip voor de uitspraak van een moslima: Het verbaast de vrouwen dat je in dit land kennelijk mag uittrekken wat je wilt, maar niet mag aantrekken wat je wilt. De Bijbel kent zeker regels voor aan- en uittrekken. We zijn in Nederland een bezienswaardigheid geworden. De expo Bij ons in de Biblebelt is daarvan een bewijs. Als ik de reclameposters van dit evenement zie, vraag ik af of velen van ons nog als bewoners van de Biblebelt herkent zullen worden… Moeten we ons schamen voor onze Biblebelt? Ik hoop dat we Biblebelt mogen blijven. Tenslotte herinner ik me een uitspraak, die veel waarheid bevat: Onder een ootmoedig kleed kan wel een hoogmoedig hart zitten, maar onder een hoogmoedig kleed zit geen ootmoedig hart. Ootmoed is een kenmerk van het ware. Dan streef je niet naar mode of naar merken, maar naar de gunst van God.
Ds. A. Schot,
Kerkbode Ger. Gem. Nunspeet, 1 augustus 2019