Ds. A. Schot
Geen plaats
Geen plaats
…omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Lukas 2: 7
Deze dagen denken wij terug aan de komst van de Heere Jezus naar deze aarde. Hij liet Zich neerleggen in de kribbe te Bethlehem. Zijn geboorte was een daad. Hij kwam naar deze zondige aarde, hoewel Hij wist dat Hij niet welkom was. Welk een diepe vernedering voor dit Koningskind. Zijn moeder legde Hem in een beestenstal. De reden daarvan wordt in deze Bijbeltekst vermeld: ‘omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg’. Dit was de bittere werkelijkheid. Een bekend lied luidt: ‘Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer’. De praktijk bleek ruim tweeduizend jaar geleden totaal anders te zijn. De Heere Jezus was helemaal niet welkom. Er was geen plaats in de herberg. Er staat niet dat de herberg vol was. Normaal gesproken was iedereen in de herberg welkom. Het was een pleisterplaats. Een doorgangshuis. Zou men voor deze reizigers geen plaatsje vrij kunnen maken? Voor henlieden was er geen plaats! Er was geen plaats voor Jezus en geen plaats voor Zijn volk. Zelfs de omstandigheden waarin Maria verkeerde brachten de herbergier nog niet op andere gedachten. De deur bleef gesloten. De kribbe van Bethlehem heeft niets met romantiek te maken, maar is eigenlijk een droeve aanklacht aan het adres van ons mensen. U zult zeggen: Ja maar, men wist toch niet dat Maria de Heere Jezus bij Zich droeg. Men heeft het niet bewust gedaan. Zou er dan wel plaats geweest zijn als zij dit geweten hadden? Later hoort men Wie Hij is, maar ook dan is er geen plaats. Voor de Zaligmaker was geen plaats in Nazareth. Hij werd uit Zijn vaderstad uitgeworpen. Geen plaats in Jeruzalem. Men brengt Hem buiten de stad. Geen plaats in Israël. Geen plaats op deze wereld. Men riep: ‘Weg met Deze, kruis Hem, kruis Hem’.
Voor henlieden was er geen plaats. Is het zo ook vandaag niet? Heel de wereld viert kerstfeest, maar welk hart en huis staat open voor Hem? Voor Zijn volk? Voor Zijn Woord? Er zal voor Jezus nooit plaats komen als Hij niet Zelf plaats maakt. Dat is de droeve werkelijkheid. De herberg is het beeld van ons aller hart, van nature. Er is overal plaats voor, maar niet voor de Zaligmaker. En toch ben ik niet moedeloos met deze Kerstdagen. Koning Jezus maakt plaats voor Zichzelf door Woord en Geest. In de volheid des tijds vinden we enkelen gebogen over de kribbe. Bij hen was er plaats in het hart. Dat is veel groter dan in ons huis. Wat baat ons de geboorte van Christus als we Hem niet kennen in ons hart? Als Christus plaatsmaakt voor Zichzelf wordt de boodschap van de kribbe een wonder. Als een beestenstal voor Hem toen niet te gering was, is er ook nog hoop voor iemand die zijn hart als een beestenstal leert kennen.
Ds. A. Schot,
Nunspeterpost