En aldaar zal gebeden hebben
…en aldaar zal gebeden hebben. Mattheüs 26: 36
In deze week wordt op veel plaatsen in ons land de jaarlijkse biddag gehouden. We komen op die dag samen om Gods zegen te vragen voor het nieuwe seizoen. God is niet verplicht die zegen te geven. Wij hebben immers niets meer verdiend. Iemand die zichzelf als een zondaar kent zal dat beamen. Maar wie die zegen toch niet kan missen, zal er wel ootmoedig om vragen. De Bijbel leert dat God erom gebeden wil zijn.
Bidden deed zelfs de Zoon van God. In de bovengenoemde tekst vinden wij Hem in de hof van Gethsémané. Een blik in deze hof leert wat wij verdiend hebben. De Heere Jezus neemt hier de plaats van Zijn volk in. Hij vergelijkt Zijn lijden bij een bittere beker, die geleegd moet worden. Als die drinkbeker Hem wordt voorgezet is Zijn strijd zo groot dat Zijn zweet wordt als grote druppels bloed. Wat is de straf op de zonde toch zwaar. Toch stoot Jezus die drinkbeker niet weg. Hij is bereid om te lijden opdat Gods zegen weer verkregen kan worden. Niet alleen de zegen van dagelijks brood, maar zelfs de zegen van de eeuwige zaligheid.
De lijdensgeschiedenis leert ons dat God Zijn zegen alleen kan geven ‘om Jezus wil’. Hij alleen heeft aan Gods recht voldaan. Hebt u ook deel aan dat lijden? De Goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen. En wie zijn die schapen? Jezus zegt: ’Ik ken de Mijnen en worde van de Mijnen gekend’.
Ds. A. Schot