Ds. A. Schot
De schuilplaats des Allerhoogsten
De schuilplaats des Allerhoogsten
Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Psalm 91: 1
We leven in bange tijden. Allerlei machten zijn werkzaam om Gods Woord en degenen die daarvoor willen buigen te bestrijden. De aarde lijkt zoals in de tijd van Noach ook nu vervuld te worden met wrevel. Bovendien dragen we allemaal een ziel in ons die voor een eeuwigheid geschapen is. Onbekeerd kunnen we niet sterven. Samenvattend: We zijn ieder ogenblik in gevaar of we het beseffen of niet.
Onze tekst spreekt over een schuilplaats. Een schuilplaats is een verborgen plaats, waar schuiling te vinden is tegen dreigende gevaren. Ook deze psalmist is omringd door vele gevaren. Hij spreekt onder andere over de strik des volgelvangers; de zeer verderfelijke pestilentie; de schrik des nachts; den pijl die des daags vliegt; de pestilentie die in de donkerheid wandelt; het verderf dat op den middag verwoest; de fellen leeuw en adder; de jonge leeuw en de draak. Hij draagt dus kennis van de vele gevaren waaraan hij voortdurend is blootgesteld. Toch vinden we hier geen wanhopig mens. De dichter mag te midden van alle dreigingen weten een schuilplaats te hebben. Daarom is er rust in zijn hart te midden van de vele benauwdheden. ‘Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht; mijn God, op Welken ik vertrouw’.
Welke schuilplaats mag de dichter dan wel hebben? Zijn schuilplaats is de schuilplaats des Allerhoogsten. Niet iedere schuilplaats is werkelijk veilig. Vele schuilplaatsen blijken toch uiteindelijk niet tegen het gevaar bestand te zijn. Waar zijn we veilig voor een pestilentie die in de donkerheid wandelt? Wie biedt ons beschutting tegen het verderf dat op den middag verwoest? Geen arts of verzekeringsmaatschappij kan ons die garantie bieden. Let wel, de schuilplaats van de dichter is door de Allerhoogste bereid. Dat maakt zijn schuilplaats zo betrouwbaar en veilig. Geen poorten der hel of machten der wereld kunnen deze schuilplaats ooit vernietigen. De Allerhoogste is de drie-enige God. De schuilplaats des Allerhoogsten wordt bereid door de verkiezing des Vaders; de koping des Zoons en de toebrenging des Heiligen Geestes. Die schuilplaats biedt ware veiligheid. Gods werk blijft tot in der eeuwigheid.
Gelukkig mens die in deze schuilplaats is gezeten. Zitten is een teken van rusten. Inderdaad behoeft men in deze schuilplaats niet rusteloos heen en weer te draven. De Allerhoogste Zelf draagt zorg voor de Zijnen. Buiten deze schuilplaats gevoelen Gods kinderen zich geen ogenblik veilig. Als ze op hun plaats zijn gevoelen ze de noodzaak daarin gezeten te zijn. Die eenmaal in die schuilplaats is gebracht kan er nooit meer uitvallen. De vereniging met Christus door de planting des geloofs is een blijvende vereniging. Maar als zij de veiligheid van deze schuilplaats nog niet kennen hebben zij daar de troost niet van. En al kennen zij deze schuilplaats, als het geloof niet in beoefening is kwellen duizend zorgen, duizend doden het angstvallige hart. Alleen in die dadelijke geloofsgemeenschap met de Middelaar gevoelen zij zich zo veilig voor tijd en eeuwigheid, naar ziel en lichaam. Bent u er jaloers op? Niemand heeft recht op een plaatsje in die schuilplaats des Allerhoogsten. Dat leeft Gods volk in. Wat is het dan een weldaad om als een rechteloze daarin een plaatsje te mogen ontvangen. O, wie werkelijk de noodzaak van deze schuilplaats leert verstaan rust niet meer totdat hij weten mag ook daarin gezeten te zijn.
Wat mag hun ervaring zijn? Die zal vernachten… Dit ziet op de nacht. Dan is het donker. De nacht is het tijdstip voor de moordenaars en het roofgedierte. Wie kwaad doet haat het licht. Deze schuilplaats biedt ook ’s nachts veiligheid. De Bewaarder Israëls slaapt of sluimert niet. Die Bewaarder is niet alleen de Allerhoogste. Hij is tevens de Almachtige. Zijn macht schiet nooit tekort. Zijn schaduw ziet op Zijn nabijheid en bescherming. Gelukkig mens, die zich in die schaduw mag bevinden. Dat geeft waarlijk rust temidden van alle onrust. Wat mocht Maarten Luther daar een helder zicht op hebben:
Een vaste Burcht is onze God,
een toevlucht voor de Zijnen.
Al drukt het leed, al dreigt het lot,
Hij doet zijn hulp verschijnen…’
….
Beef, satan! Hij die ons geleidt
zal u de vaan doen strijken!
Delf vrouw en kind’ren ’t graf.
Neem goed en bloed ons af.
Het brengt u geen gewin,
wij gaan ten hemel in
en erven koninkrijken!
Ds. A. Schot