Hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen
… hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. Johannes 16: 33b
‘In de wereld zult gij verdrukking hebben’. Er staat echter nog iets achter: ‘maar hebt goeden moed’. Dat geldt in de verschillende omstandigheden, waarin Gods kerk op deze aarde verkeert. Het is belangrijk om goede moed te hebben. Voor de krijgsmacht is het heel belangrijk dat de soldaten de moed erin houden. Een soldaat die de moed verliest, heeft de strijd eigenlijk al verloren. Dan is zo iemand ten dode opgeschreven. Wat kan er juist onder Gods kinderen een grote moedeloosheid zijn als zij moeten lijden onder de verdrukkingen. Daarom zegt Christus tegen Zijn discipelen dat zij de moed niet hoeven te laten zakken. Ja, dat zij zelfs niet moedeloos mogen worden. ‘Hebt goeden moed’. Er staat niet alleen: ‘Hebt moed’, maar: ‘Hebt goeden moed’. Dit betekent dat die moed ook een grond heeft. Er is reden om goedsmoeds te zijn. In het oorspronkelijke woord voor ‘moed’ dat hier gebruikt wordt, zit het woordje gerustheid. In Psalm 50 en in het Johannesevangelie is dit woord het tegenovergestelde van vrees. Dus de bedoeling is: ondanks de verdrukking hoeven jullie niet te vrezen’. De discipelen mogen gerust zijn. Het is zoals Psalm 33:10 (ber.) het zegt: ‘In de grootste smarten/ Blijven onze harten / In den HEER’ gerust; / ‘k Zal Hem nooit vergeten; / Hem mijn Helper heten, / Al mijn hoop en lust.’ Die moed heeft alles met de hoop te maken. De hoop is een anker, dat zich vasthecht in een vaste grond. Zolang als dat anker der hoop goede grond mag hebben, staat Gods kind vast. Dat is ook een reden voor degenen die niet van de wereld zijn om vanavond goede moed te hebben. Je zult maar verdrukkingen moeten lijden en er middenin zitten. Je moet maar in Noord-Korea wonen, je moet maar voortdurend aan het geweld van de wereld blootstaan. Wat is er dan nog voor reden om goeden moed te hebben? Ik zou in het kort vier punten willen aanwijzen: In de eerste plaats: Christus heeft gezegd: ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben’. Dan bedoelt Hij met het woordje ‘wereld’: deze woonplaats, wáár ook op deze aarde.
Het is slechts in déze wereld. Die verdrukking zal direct over zijn als Gods kind deze wereld verlaat. Het is voor degenen die om het geloof geëxecuteerd worden een verlossing van alle moeite en zorgen van deze aarde. Een verlossing uit deze Godevijandige wereld. Zo was het voor Johannes de Doper een verlossing, toen zijn hoofd op het bevel van Herodes werd afgeslagen. De Heere schrijft aan de gemeente van Smyrna: ‘Gij zult een verdrukking hebben van tien dagen’. Het zal niet eeuwig duren. ‘Want Gods goedheid zal uw druk, eens verwiss’len in geluk’. Het lijden van deze tegenwoordige tijd is niet te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan Gods kinderen zal geopenbaard worden (Rom. 8:18). Het is alsof Paulus hier zegt: ‘leg het beiden in de weegschaal; aan de ene kant de verdrukking en aan de andere kant de heerlijkheid van straks. De weegschaal zal geheel doorslaan naar de kant van de toekomende heerlijkheid. Dan zal alle strijd vergeten zijn. Dus in de eerste plaats de verdrukking is niet van blijvende aard. ‘Hebt goede moed’.
In de tweede plaats: de verdrukten mogen ook weleens over de verdrukking heen zien. God staat erboven. De macht van deze wereld lijkt wel een onbeperkte macht te zijn, maar deze macht strekt slechts voor zover de Heere onder Zijn toelating haar de ruimte geeft. Hij gebruikt de wereld. Die verdrukkingen moeten medewerken te goede. Die verdrukkingen zúllen ook medewerken ten goede. Gods kinderen zullen verzekerd mogen zijn, van de gewisse hulpe Gods in hun kruis (Huwelijksformulier). Als zij voor stadhouders en koningen gesteld zullen worden, zal de Heere hen in de mond geven wat zij moeten spreken (Matth. 10:18-19). ‘Hebt goede moed’. Het is alsof de Heere zegt: ‘Ik ben er altijd bij’.
In de derde plaats mogen zij goede moed hebben, omdat al die verdrukkingen een gezegende uitwerking zullen hebben. Paulus spreekt over het roemen in verdrukkingen. Die verdrukkingen brengen Christus en Zijn gemeente al meer en meer samen. Verdrukkingen kunnen wel grote vleeswonden teweegbrengen. Er is echter één ding wat die verdrukkingen niet zullen kunnen doen, namelijk een wig drijven tussen Christus en Zijn bruidskerk. Paulus zegt daarvan: ‘Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus’? (Rom. 8:35). Verdrukking, smaad, vijandschap geenszins. Als Gods kind daarop mag zien, maakt dat makkelijker om het kruis te dragen. Het dient een doel, zoals barensweeën tot een geboorte leiden.
In de laatste plaats: de verdrukkingen komen de zaak van de kerk vaak ten goede. We weten dat uit onze eigen kerkgeschiedenis dat het bloed van de martelaren, het zaad van de kerk is geweest. Als er ooit een bloeiende tijd is geweest in de kerk van Nederland, dan was dat toen de brandstapels rookten. Datzelfde zien we nu in de landen waarover we vanavond iets gehoord hebben. Zeker mag er dan veel gebed voor hen zijn om staande te blijven. Maar ten diepste zal het de zaak van de Koning niet schaden. ‘Hebt goeden moed’, zegt Christus, ‘Ik heb de wereld overwonnen’. Dan hoef je niet moedeloos te zijn, als het je echt om de zaak van de Koning te doen is. Niet dat Gods kinderen het altijd zo kunnen zien. Denk maar aan Jozua, die daar stond voor de dikke muren van Jericho. Hij overzag het ook niet. Toen verscheen hem plotseling de Vorst van van het heir des HEEREN. Deze zei tot Jozua: zie Ik heb de koning van Jericho, en haar strijdbare helden in hun hand gegeven. De strijd moest nog plaatsvinden, de muren stonden nog overeind, maar de Heere zegt dat Hij de overwinning reeds gegeven heeft. ‘Hebt goeden moed’, de overwinning is al behaald.
Ds. A. Schot