Ds. A. Schot
Gemeente zijn en kringvorming
Gemeente zijn en kringvorming
Kringvorming binnen kerkelijke gemeenten is een actueel verschijnsel. Het past blijkbaar in de sleutelwoorden van deze tijd, zoals mondigheid, individualisme, independentisme en ontkerkelijking. Voor de duidelijkheid, ik heb het dan over vormen van niet-ambtelijk gebonden kringvorming. Het verschijnsel is mijns inziens niet zo onschuldig als het lijkt.
Iemand zal opmerken: ‘maar men mag toch wel gezamenlijk bidden en de Bijbel onderzoeken? Daar kan toch helemaal niets verkeerds aan zijn?’ Het zou inderdaad van harte te wensen zijn dat er veel meer gedaan werd aan huisgodsdienst. Dit bereikt een dieptepunt in onze jachtige tijd. Maar staat huisgodsdienst wel op dezelfde lijn als georganiseerde kringen binnen en buiten een kerkelijke gemeente? Er is wel onderscheid tussen Bijbelonderzoek in gezinsverband en georganiseerd Bijbelonderzoek in kringverband. Bijbelkringen gaan snel een eigen leven leiden. De praktijk leert dat men zich meer dan eens onttrekt aan het ambtelijk toezicht. De kerkenraad kan onmogelijk over een dergelijke kring verantwoordelijkheid dragen, omdat men zich geen verantwoording verschuldigd weet. Allerlei ontsporingen kunnen gemakkelijk plaatsvinden.
Een Bijbels aspect is het ambtelijk opzicht van ambtsdragers over de gemeente. In het bijzonder zijn de ouderlingen geroepen om acht te hebben op de zuiverheid van de leer en op de vroomheid des levens in de gemeente des Heeren. Zo vermaant Paulus de ouderlingen te Éfeze om over de gehele kudde te waken en daarbij naarstig wacht te houden tegen wolven, die de schaapskooi willen binnendringen (Hand. 20:29). Soms zijn deze wolven in schaapskleren gehuld. De bovengenoemde tekst zou met vele aan te vullen te zijn, zoals Hand. 20:28; 1 Petr. 5:2; 2 Tim. 2:2; Ef. 4:11, 12; Hebr. 13:17. Dit vraagt van een kerkenraad toezicht te houden op het verenigingswerk binnen een kerkelijke gemeente. Bij kerkvisitatie in de Gereformeerde Gemeenten wordt aan kerkenraden ook gevraagd of zij deze verantwoordelijkheid daadwerkelijk nemen. De kerkenraad moet erop toezien dat er geen gezelschappen worden gehouden die niet onder ambtelijk toezicht staan. Het geeft te denken dat men bij kringvorming vaak juist geen toezicht van de kerkenraad wenst.
Kan men het bestaan van Bijbelkringen en gebedskringen vanuit de Bijbel onderbouwen? Geen kerkenraad zal immers een Bijbels principe willen bestrijden. Vaak wordt gewezen op Handelingen 17 vers 11. We lezen daar van de Joden te Berea: ‘En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, óf deze dingen alzo waren’. ‘Deze dingen’ zijn de dingen die Paulus en Silas in de Synagoge hadden gepredikt. De prediking blijft hier het centrale punt. Zij ontvingen dat woord bovendien met toegenegenheid! De Joden van Berea konden het thuis nalezen of de prediking naar de Schriften was. Daar is niets op tegen. Het is zelfs aan te bevelen. Dit geeft echter nog geen basis voor zogenaamde kringen. Ook een tekst als Kolossenzen 3:16, waar staat ‘Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart.’ kan niet zomaar gehanteerd worden om kringvorming te legaliseren. De kanttekenaar verheldert: ‘Dat is, zijt daarmede veel bezig; want daar men mede woont daar spreekt men en verkeert men veel mede’. Paulus spreekt in vers 18 tot en met 25 juist over het gezin en over degenen die tot de huishouding behoren. Daar moet wat hij geleerd heeft in praktijk worden gebracht.
Dit geldt ook van een tekst als 1 Thessalonicenzen 5 vers 11: ‘Daarom vermaant elkander en sticht de een de ander, gelijk gij ook doet.’. De kanttekenaar schrijft hierbij: ‘namelijk zo met goede exempelen als met goede onderrichtingen’. Het valt op dat Paulus in het volgende vers nadrukkelijk spreekt over de ambten: ‘degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in de Heere.” „Dat zijn zij, die arbeiden in het Woord en in de leer.’ (1 Tim. 5:17). Paulus vraagt erkenning voor deze arbeiders! Ook de gebedskringen hebben geen Bijbelse basis. Christus wijst juist op het gaan in de binnenkamer. Dat is de Bijbelse weg. In Handelingen 4 blijkt juist een gebed gedaan te worden voor bevrijding van de gevangen genomen ambtsdragers: ‘Geeft Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken’.
Uit de praktijk blijkt dat het (kerkelijk) gezag steeds minder wordt getolereerd. Mensen zwaaien vaak gelijk met hun doopbewijs of attestatie. Toch is het van groot belang dat kerkenraden hun ambtelijke verantwoordelijkheid uiterst serieus nemen. Er zijn genoeg voorbeelden van ontsporingen op dit gebied. Ook dienen gemeenteleden het Bijbelse gezag van de ambtsdragers te erkennen. Dit behoort tot de wortels van het gemeentezijn. Zij waken voor uw zielen. Vanwaar de felheid waarmee richting kerkenraden wordt gereageerd als er toezicht wordt gevraagd? Ons heil hangt toch niet af van gebedsgroepjes of Bijbelkringen?
De Bijbelse prediking sluit niet iedereen binnen. Dat is voor de mondige mens tegen het zere been. In kringen legt men elkaar juist wel vaak de handen op. Men merkt het soms in gemeenten aan de avondmaalspraktijk. Men praat elkaar aan en bouwt elkaar op. Bijbelonderzoek, los van de reformatorische belijdenisgeschriften, voert dikwijls tot bepaalde eenzijdigheden in leer en leven, die hoogst bedenkelijk zijn. Elke gemeente is daarom gediend met een duidelijk beleid. Misverstanden bij gemeenteleden over de vraag of de kerkenraad er nu wel of niet achter staat kan tot veel moeilijkheden leiden.
Tenslotte past dit individualistische denken niet binnen de belijdenis: ‘Ik geloof een heilige algemene Christelijke Kerk’.
Ds. A. Schot,
Reformatorisch Dagblad, 27 september 2016