Ds. A. Schot
De lastering van de Heilige Geest
De lastering van de Heilige Geest
Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden.
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. Mattheüs 12: 31-32
Het karakter van deze zonde
Het gaat in onze tekstwoorden over de zonde tegen de Heilige Geest. Hier wordt bijna nooit over gesproken. Toch is het heel nuttig. In de eerste plaats is het een waarschuwing voor hen, die onderweg zijn om deze zonde te doen. In de tweede plaats is het bemoedigend voor hen die een verkeerd beeld van deze zonden hebben. Eigenlijk is de benaming van deze zonde niet zorgvuldig gekozen. Er zijn immers velerlei zonden tegen de Heilige Geest. De Bijbel spreekt over het wederstaan van de Heilige Geest, het bedroeven van de Heilige Geest (Efeze 4:30), het smarten aandoen van de Heilige Geest en het uitblussen van de Heilige Geest (1 Thessalonicenzen 5:19). Al die zonden zijn niet dé zonde tegen de Heilige Geest. Zelfs Gods kinderen kunnen deze zonden doen. Beter is daarom te spreken over de lastering van de Heilige Geest. In de grondtekst wordt een woord gebruikt dat ook met blasfemie kan vertaald worden. De lastering tegen de Heilige Geest is godslastering van de Heilige Geest en Zijn werk.
Welk karakter heeft deze zonde? Er ligt veel onderwijs in dit Schriftgedeelte. Christus heeft een duidelijke aanleiding om daarover te spreken. Daarom zeg ik u. In het verband gaat het over een bezetene, die blind en stom was. Christus geneest hem. De schare is diep onder de indruk. Men zeg: Is niet deze de Zone Davids? Ook de farizeeën zijn zich ervan bewust dat hier een wonder geschiedt. Dit kan niet anders zijn dan door de Geest Gods. Maar zij weigeren om daaraan gehoor te geven. In plaats van dit te erkennen, zoeken zij Jezus verdacht te maken bij het volk. Zij maken het werk van de Heilige Geest uit voor het werk van een duivelse geest: Deze werpt de duivels niet uit dan door Beëlzebul, de overste der duivelen. Het werk van de Heilige Geest wordt moedwillig voor duivelswerk uitgemaakt. Zij doen het tegen beter weten in. Zij willen Hem opzettelijk beledigen. Overal waar de Heere werkt, openbaart zich de geest uit de afgrond. Zie het op de Pinksterdag. Daar wordt gezegd: Deze zijn vol zoete wijns. Tegenover de waarheid stellen de vijanden de leugen. Zo komt Christus tot het onderwijs over de zonde tegen de Heilige Geest. Hij zegt: alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden maar de lastering tegen de Geest zal niet vergeven worden. Wat ligt in het eerste gedeelte van deze tekst een ruimte. Alle zonde is vergeeflijk. Er is niemand, die te veel of te zwaar of te lang gezondigd heeft. Er is maar één onvergeeflijke zonde. Wat is de lastering tegen de Geest? Er is veel wat soms voor deze zonde gehouden wordt, dat het niet is. Waarin bestaat deze zonde niet? Deze zonde bestaat niet in een verachtering in de genade. Verval is nog geen afval. Er is een volharding der heiligen. Verval is nog te vergeven. Deze zonde bestaat niet enkel in moedwilligheid. Onder deze zonde vallen niet alle zonden die tegen beter weten in gedaan werden. Als dat zo zou zijn: wie zou dan nog zalig kunnen worden? Ook Gods kinderen doen zonden tegen beter weten in. Deze zonde is ook niet een zonde tegen één van de specifieke tien geboden. Het gaat bijvoorbeeld niet over zonde tegen het derde gebod of om de zonde tegen het zevende gebod.
Wat is deze zonde dan wel? Het eerste wat opvalt, is dat deze zonde wel een opzettelijke zonde is. Men doet deze zonde niet per ongeluk, maar moedwillig. Het tweede wat opvalt, is dat deze zonde een proces is van verharding. Er is een opklimming bij de farizeeën. Zij uiten kritiek bij het aren plukken op de sabbat; daarna uiten zij kritiek op de genezing van de man met de dorre hand en nu verklaren zij Jezus een bondgenoot van de satan. De farizeeërs dreigen een grens over te gaan. Zij worden hier nog gewaarschuwd. Het is een proces, een geesteshouding waardoor men uiteindelijk in verharding geraakt. Men wil niet buigen voor de roepstemmen, waarvan men toch de waarheid niet ontkennen kan. Het derde wat gezegd kan worden, is dat de zonde te maken heeft met het verwerpen van het werk Gods. Men maakt Gods werk uit voor duivelswerk. Gods knechten worden als handlangers van de satan gezien. Tenslotte onderscheidt de Heere Jezus deze zonde van de zonde tegen de Zoon des mensen: En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heiligen Geest zal gesproken hebben. Mensen die de Zoon des mensen niet herkend hebben als de Zoon van God, doen ook zonde. Maar zij kunnen nog tot die kennis komen. De zonde tegen de Heilige Geest heeft wel te maken met een bewuste verwerping van de Zoon van God. Dan blijft er geen redmiddel meer over.
De bedrijvers van deze zonde
Ze worden in onze tekst genoemd de mensen. En later: zo wie. De bedrijvers van deze zonde zijn in ieder geval geen wereldse mensen. Deze verschrikkelijke zonde kan alleen bedreven worden door mensen, die met het Woord van God in aanraking zijn gekomen. Christus waarschuwt de farizeeën ervoor! Het zijn juist ‘gelovige mensen’ die afvallen. De bedrijvers van deze zonde zijn mensen die diepe indrukken gehad hebben van het werk van de Geest. We moeten Schrift met Schrift vergelijken. Paulus spreekt ook van deze zonde in Hebreeën 6:4-6, waar wij lezen: Want het is onmogelijk degenen, die eens verlicht geweest zijn en de hemelse gaven gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden, die zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welken zichzelf de Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken. De zonde wordt begaan door: mensen die eens verlicht zijn geweest; de hemelse gaven gesmaakt hebben; de gaven van de Heilige Geest deelachtig zijn geworden; gesmaakt hebben het goede Woord Gods; en gesmaakt hebben de krachten der toekomende eeuw. Zover kunnen de algemene werkingen van de Heilige Geest dus gaan. Maar: zij vallen af; zij kruisigen Christus wederom. En zij doen dit willens. Paulus voegt toe in Hebreeën 10:26: Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonde.
Gaan deze mensen er niet onder gebogen? Nee, zij hebben er ook niet het minste berouw over en verharden zich.
Verder wordt duidelijk wie deze zonde bedrijven uit 2 Petrus 2:20-22: Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste. Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij dien gekend hebbende, weder afkeren van het heilige gebod dat hun overgegeven was. Maar hun is overkomen hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel, en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. Deze omschrijving heeft veel overeenkomst met de gelijkenis van de schoongemaakte woning uit Mattheüs 12:43-45. Het huis werd met bezemen gekeerd. Maar de Geest Gods nam Zijn intrek niet in het huis. Het bleef leeg. Het gaat bij Petrus om mensen die: de besmettingen van de wereld ontvloden zijn en door de kennis van de Zaligmaker de besmettingen ontvloden zijn. Hoe verkregen zij die kennis? Door het Woord van de Zaligmaker. Was het een verstandelijke kennis? Nee, het ging dieper. Men zou het kunnen vergelijken met het zaad op de steenachtige plaatsen. Jezus zegt daarvan: Deze is degene, die het Woord hoort en dat terstond met vreugde ontvangt, doch heeft geen wortel in zichzelf, maar is voor een tijd; en als de verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd (Mattheüs 13:19, 20). Ze worden weer overwonnen door de besmettingen van de wereld. Het laatste is erger geworden dan het eerste. Zij kunnen zich van dat juk niet meer bevrijden en willen dat ook niet. Het wordt erger met hen dan ooit tevoren. Zij hebben de weg der zaligheid gekend, maar keren terug tot de begeerlijkheden van hun verdorven hart. Petrus citeert het woord van Salomo: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk (Spreuken 26:11). Men verhardt zich in het kwaad. De farizeeën zijn op weg om deze zonde te doen. Men kan dus niet zeggen dat zulke zondaars zich volledig buiten de kerk begeven. Misschien zijn er ook onder ons op weg om deze zonde te doen. We worden nog gewaarschuwd. Er is nog terugkeer mogelijk.
De onvergeeflijkheid van deze zonde
Het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw noch in de toekomende. Deze zonde is onvergeeflijk, zo zegt Christus. Niet in déze eeuw, dat is in deze huidige tijd. Niet in de ‘de toekomende eeuw’, dat is bij de wederkomst van Christus. Waarom is deze zonde onvergeeflijk? Het is een proces van verharding en verblinding Het geweten is als met een brandijzer toe geschroeid, waardoor men zichzelf begeeft buiten de grenzen van het land van Gods genade. Men kan geen vergeving ontvangen, maar men wil ook geen vergeving meer ontvangen. Dan is er geen terugkeer meer mogelijk. Ook is er geen slachtoffer. De apostel zegt: Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden (Hebreeën 10:26). In de zonde tegen de Heilige Geest wordt het enige slachtoffer verworpen. Een ander slachtoffer is er niet. Bovendien, er is geen voorbede. De apostel Johannes (l Johannes 5:16 en 17) schrijft over een zonde tot de dood: Indien iemand zijn broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood, die zal God bidden, en Hij zal hem het leven geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood. Er is een zonde tot den dood; voor dezelve zonde zeg ik niet dat hij zal bidden. Deze zonde sluit zelf de voorbede af. Tenslotte, er is geen boetvaardigheid, maar lastering. Zij verwerpen de boetvaardigheid en volharden in de onboetvaardigheid. God geeft hen over aan de verharding die zij wensen. Mensen, die zich verharden, zijn bezig om zichzelf buiten het koninkrijk te sluiten. Zij verkorten hun genadetijd. Laten wij bevreesd zijn dat we dat punt passeren. Laten we waken in het gebed. Gemeente, men kan tot deze zonde naderen. Pas toch op. De wegen die uiteindelijk tot deze zonde leiden, zijn bijvoorbeeld: verharding van het hart, toe schroeien van het geweten; het bezoeken van kwaad gezelschap (Psalm 1); het begeren van hoererij en dronkenschap (Hosea 4:11) en dergelijke.
Iedere predikant ontmoet in zijn pastoraat mensen die bevreesd zijn deze zonde gedaan te hebben. De duivel maakt er graag misbruik van. Vooral mensen met psychische zwakheden worden door de duivel vaak aangevallen. Zij vrezen ervoor. Echter, degenen die deze zonden bedreven hebben, vrezen er niet voor. De eenvoudige vaststelling is waar: wie bang is dat hij of zij deze zonde heeft begaan, heeft deze zonde niet gedaan. In ieder geval wensen degenen die de lastering gedaan hebben geen vergeving. Volk des Heeren, dat dit de enige onvergeeflijke zonde is, predikt ook de rijkdom van Gods genade. Hoe zwaar had Manasse gezondigd. Hoe diep is David gevallen. Hoe laag heeft Petrus het eraf gebracht. Maar voor al deze lastering en zonde is nog vergeving. Zie hier wat u aan uw Zaligmaker hebt. Hij zal u ook bewaren daar waar u bang voor bent. Hoe dierbaar is dit enige slachtoffer voor onze zonden. Daarvan blijft gelden: Wien heb ik nevens U in de hemel, nevens U lust mij ook niets op de aarde.
Ds. A. Schot