Ds. A. Schot
Is het ook echt voor MIJ?
Is het ook echt voor MIJ?
In de inleiding geeft de auteur aan een Andreas te willen zijn, die de lezer tot Christus leidt. Een goed streven, maar waarom moet er daarbij een karikatuur van de prediking worden neergezet: ‘Dit boekje is geen uitgewerkte 3-punten preek, met tot het slot een toepassing in de sfeer van het eerdergenoemde ‘Bidt er maar veel om’. Alsof predikanten met een uitgewerkte 3-punten preek geen begeerte hebben om zondaren tot Christus te leiden. Alsof iedere drie puntenpreek afgesloten zou worden met een soort dooddoener. In ieder geval wordt er in een uitgewerkte 3-punten preek over het algemeen werk gemaakt van een grondige exegese, die in dit boekje helaas ontbreekt.
Hoofdstuk 1 bevat een beschrijving hoe het was in het Paradijs. Vanuit de schepping (duisternis-licht) wordt een lijn getrokken naar de herschepping. Verondersteld wordt blijkbaar dat deze herschepping in het hart van de lezer reeds begonnen is: ‘Ook in jouw leven’. Het Paradijs wordt omschreven als een toestand van vrede. Maar waarin het beeld van God precies heeft bestaan wordt niet duidelijk gemaakt.
Hoofdstuk 2 gaat over de zondeval. Positief dat er in ieder geval een hoofdstuk over de zondeval is opgenomen. Maar wat zijn precies de gevolgen van de zondeval? Dit is namelijk cruciaal voor het vervolg. Als de diagnose niet goed wordt gesteld, dan komt het hele behandelingsplan op losse schroeven staan. Niet alleen de omgang met Gods is verstoord, maar wij zijn het beeld Gods kwijtgeraakt. Waarom ontbreekt in dit hoofdstuk ook iedere verwijzing naar de erfzonde. Onze staat is een geestelijke doodstaat!
Dan volgt hoofdstuk 3 over Gods reddingsplan. God riep Adam. Er wordt een = teken gezet tussen de roeping van Adam en de uitwendige roeping. Enige nuancering zou hier op zijn plaats zijn. De moederbelofte wordt omschreven als Gods reddingsplan. Maar wat gebeurt er eigenlijk in Genesis 3:15? Hoe steekt dat reddingsplan dan precies in elkaar? Daar had ik graag iets over gelezen. Wat is dat tweeërlei zaad waar over gesproken wordt?
Het vierde hoofdstuk wordt gewijd aan de tekst ‘er is niemand die God zoekt’ (Rom. 3:11b.). Er wordt verondersteld dat de lezer oprecht de Heere Jezus zoekt. Daar wordt zonder twijfel vanuit gegaan. Vanuit die veronderstelling wordt Rom. 3:11b belicht. Zonder dat m.i. aan de inhoud van de tekst recht wordt gedaan, is twijfel of je wel oprecht bent, een aanslag van de duivel. Hij brengt je aan het twijfelen of God wel begonnen is, of dat jijzelf begonnen bent. Dat het eigen werk is, is een influistering van de duivel. Alsof we voor zelfbedrog niet behoeven te vrezen. Alsof er niet velen zullen horen: Ik ken u niet, vanwaar gij zijt. Paulus zou dit alleen schrijven om te laten zien dat wij God niet zoeken, maar Hij ons wel. Al je zoekt komt dat absoluut niet uit de mens zelf voort. Je mag concluderen: als jij God zoekt, dan betekent dat het God Zélf is, Die door de Heilige Geest dat zoeken in jou bewerkt heeft. Anders gezegd: zodra jij God begint te zoeken, is dat het bewijs dat de Geest van God met jou bezig is. Het zou slechts tijdverspilling zijn om uit te pluizen of God wel begonnen is in je leven. Daar dacht de dichter van Psalm 139 toch echt wel ietsje anders over. Hij vroeg: Doorgrond me en ken mijn hart! En Jeremia leert ons: Arglistig is het hart meer dan enig ding. En Jezus leert ons dat er twee soorten van maagden zijn, twee soorten van bouwers, twee soorten van zaad enz. Dat zijn toch zeker geen influisteringen van de duivel? De vraag is dus of dit wel de juiste manier is om zondaren tot Christus te leiden.
We hebben gezien dat de anonieme schrijver, zijn lezers afraadt om kostbare tijd te verspillen door uit te gaan pluizen of God wel begonnen is in je leven. Het is maar wat je tijdverspilling noemt. Ik denk dat veel mensen er straks pas achter komen dat ze hun tijd verspild hebben als de Heere zal zeggen: Ik ken u niet vanwaar gij zijt.
In hoofdstuk 5 gaat de auteur in op de tekst ‘Ik ben de Weg, de waarheid en het Leven’. Hij geeft terecht aan dat de Heere Jezus de enige weg is. Een mens moet tot Jezus komen om met de Vader verzoen en herenigd te worden. Terecht stelt de auteur in het volgende hoofdstuk dat de Vader moet trekken om tot Jezus te komen. Maar wat is dan dat trekken van de Vader?
De auteur volgt daarin deze lijn: Je hebt gezien dat het God Zelf is, die door de Heilige Geest, jou trekt. Hoe heb je dat dan gezien? Blijkbaar omdat de auteur tegen jou gezegd hebt dat je daarvan uit moet gaan. Je behoeft immers helemaal geen kostbare tijd te verspillen om te kijken of God wel begonnen is. Welnu, als God jou trekt dan kun jij ook komen. Die rekensom is gauw gemaakt. De auteur stelt: de vraag is dan alleen of je wilt. Als God jou trekt, en jij komt niet, ben je zelf ten volle verantwoordelijk voor het feit dat je niet komt. Dan een mens verantwoordelijk is, ben ik met de auteur eens. Ik zou het nog veel sterker willen zeggen: een mens is altijd ten volle verantwoordelijk, ook als God niet trekt. Maar het automatisme waar hiervan uit wordt gegaan dat God trekt en dat jij kunt, vind ik wel heel kort door de bocht. Wat verstaat de auteur eigenlijk door het trekken van God de Vader. Blijkbaar is dat een trekken wat door jouw onwil kan worden tegengehouden. Ik heb altijd geleerd dat God onwederstandelijk trekt. Wij moeten God niet afhankelijk maken van de mens.
Maar een stukje verder wordt uitgelegd wat de auteur onder het trekken verstaat. Het trekken van God is dat je tot een christelijk gezin behoort en dat je elke week de evangelieboodschap hoort enz. Zelfs het lezen van dit boekje is een trekking van God. Neem me niet kwalijk, maar dat zo het trekken van God de Vader uit Johannes 6:44 wordt uitgelegd vind ik haast godslasterlijk. Laat de auteur de kanttekening eens lezen, die hij helaas in zijn HSV is kwijtgeraakt. De kanttekening spreekt bij dit trekken over de krachtige werking van Zijn Heilige Geest. En waarin bestaat die krachtige werking? Dat de Heilige Geest bekwaam en gewillig maakt! De auteur maakt een hele ernstige vergissing als hij de zaligmakende trekking van de Vader, vereenzelvigt met de uitwendige roeping. De auteur ziet de trekking van de Vader slechts als een kans die voorbijgaat. Zo komt de auteur tot de conclusie dat de lezer mag concluderen dat God je in staat gesteld heeft om tot Jezus kunt komen. Gemeente deze wijze van theologiseren getuigt van hele grote onkunde en is echt levensgevaarlijk. Durven zulke mensen zich uit te geven voor leidslieden tot Christus? Ik begrijp nu dat mensen daar hun naam niet onder durven zetten en vind het vreselijk dat onze jongeren hiermee overspoeld worden.
Is het wel écht voor mij?
Ik ben toegekomen aan het zevende hoofdstuk ‘Kom tot Mij’. Dit hoofdstuk begint met de veelzeggende zin: Als je nu erkent dat het God is die in je hart gewerkt heeft, dan staat je niets meer in de weg om te doen waar de Heere Jezus zelf je toe oproept, namelijk ‘Komt tot Mij’. Dus, je hoeft het alleen maar zelf te erkennen. Blijkbaar is de lezer in staat om zonder het persoonlijke spreken Gods tot een dergelijke conclusie te komen. Hij leest dit boekje, dus Gods trekt hem, dus hij kan komen. Maar de lezer moet het wel erkennen. In mijn beleving heeft dit soort van wiskunde niets te maken met de oefening van het zaligmakend geloof. De lezer beeft bovendien zo ontzaglijk veel te doen. Ga op je knieën, belijd je zonden en erken je ongerechtigheid. Vertel Hem dat je wilt breken met de zonde en erken Hem dat God de Vader jou getrokken heeft met koorden van opzoekende zondaarsliefde. Vlucht tot Jezus! Maak gebruik van Zijn genade-aanbod. Stel je vertrouwen op Hem alleen en geloof in Hem. Neem Hem aan als je persoonlijke Redder en Verlosser en dank Hem voor Zijn wonderbare werk aan het kruis van Golgotha. Dank Hem dat Hij het ook voor jou gedaan heeft. Dat is allemaal nogal wat. Ik denk dat ik een totaal andere voorstelling heb van een uitgewerkte zondaar en een uitgedokterd mens, dan de auteur van dit boekje. Hij geeft de raad dat de lezer in ieder geval niet stil moet blijven zitten en wachten tot God je komt halen. Komen is heel eenvoudig komen. Als ik dit lees hebben heel veel van de gelovigen uit de Bijbel het toch helemaal verkeerd gedaan. De bede van de bruid ‘Trek mij, zo zal ik u nalopen’, staat in ieder geval haaks op deze zelfverlossing.
Even verder krijgt de kerk weer een flinke schimpscheut. In de kerk hoor je vaak dat je tot God moet komen met de houding van koningin Esther: ‘Als ik dan omkom, dan kom ik om’. De auteur vindt dat deze vergelijking aan Gods genade en Gods liefdeshart en Gods betrouwbaarheid zo ontzettend tekortdoet, dat hij er eigenlijk heel boos van wordt als deze vergelijking hiervoor wordt gebruikt. Ik mis in dit hele rijtje ‘Gods rechtvaardigheid’. Blijkbaar heeft de auteur geen begrip van Gods rechtvaardigheid. Natuurlijk is Ahasveros geen kopie van God de Vader, maar koningin Esther is wel een beeld van Gods kinderen. De auteur vindt dat we moeten komen met belijdenis van eigen onwaardigheid en ongerechtigheid, maar ook steunen en leunen op Zijn beloften. Ik vraag me dan af hoe groot de onwaardigheid is, die de auteur zich voorstelt. De auteur beroept zich op het woord van Jezus, die vermoeiden en belasten nodigt. Hij vergeet echter om uit te leggen van het inhoudt om vermoeid en belast te zijn. De conclusie van dit hoofdstuk is: maar jij moet wel komen.Eerlijk gezegd begrijp ik er niets van. God trekt jou, maar je moet wel komen. Dat komen is blijkbaar een harde voorwaarde, waar de trekking van de Vader geen invloed op uitoefent. Zalig worden is hier voldoen aan voorwaarden. In onze leer is dat komen des geloofs juist een belofte. Het is juist een vrucht van de trekking des Vaders. Gelukkig maar.
Is het ook echt voor mij?
Teruggekomen uit Israël kon ik eerst mijn brochure ‘Is het ook echt voor mij?’ niet meer vinden. Ik vreesde dat ik het boekje in Israël had laten liggen en zocht daarom op internet of de tekst ook digitaal te vinden was. Wat schetst mijn verbazing? De enige plaats waar deze brochure te verkrijgen is, is bij ‘bezinningsavondenveluwe.nl’. Dit is de organisatie die twee keer een soort evangelisatiemarathon heeft opgezet, mede onder onze kerkelijke jongeren. Het bevestigt mijn gedachte dat ik er heel goed aan gedaan heb om voor deze activiteiten te waarschuwen. Dit is inderdaad niet wat wij onze jongeren voorhouden en willen voorhouden. De waarschuwing is op zijn plaats geweest. Ik hoop dat mijn bespreking van deze brochure genoeg duidelijk maakt waarom.
Ik ben voor de bespreking inmiddels aangekomen bij hoofdstuk 8 ‘Aannemen of afwijzen’. Uitgangspunt voor dit hoofdstuk is de tekst uit Joh. 1: 11 en 12. De lezer wordt gezegd dat er maar één manier is om een kind van God te worden en dat is door de Heere Jezus aan te nemen. De lezer moet dus komen en de Heere Jezus aannemen. De lezer heeft de keuze. Hij kan in Hem geloven, of Hem wantrouwen. Hem aanvaarden of Hem weigeren. Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden. Wat schetst opnieuw mijn verbazing? De tekst gaat nog verder. In het vervolg van de tekst wordt duidelijk gezegd wie Hem aangenomen hebben: ‘Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn’. Dit aspect wordt door de auteur totaal verzwegen. Blijkbaar wordt men bij hem geboren door Jezus aan te nemen. In de bedoelde tekst wordt juist duidelijk gemaakt dat de wedergeboorte aan het aannemen voorafgaat. Waarom wordt die wedergeboorte hier verdoezeld? Het staat er toch namelijk gewoon.
Daarna krijgt de kerk weer een veeg uit de pan. Blijkbaar heeft de auteur niet zoveel met kerken. ‘Ja maar, zul je misschien zeggen, ik hoor in de kerk dat aannemen remonstrants is, of arminiaans zelf. Dat mág niet, dat kán niet. En daar staat trouwens ook echt een tekst over in de Bijbel hoor, om dat te onderbouwen, luister maar: ‘een mens kan niets aannemen, als het hem niet uit de hemel gegeven is’. Joh. 3:27. Dat wij in de kerk zouden leren dat je Jezus niet aan mag nemen is een pertinente leugen. Dat wij leren dat er aan de aanneming is schenking vooraf gaat is zeker waar en voluit Bijbels. In de kerk leren wij namelijk wel de noodzaak van de wedergeboorte. De auteur lijkt kennis te hebben van het Grieks, want bij het woordje ‘macht’ geeft hij een verklaring uit de grondtaal. Prima natuurlijk, maar dan zou het ook wel heel evenwichtig geweest zijn als hij de lezer had uitgelegd dat het Griekse ‘aannemen’ hier ook door ‘ontvangen’ vertaald kan worden. Wat men in de kerk zegt over dat aannemen is dus helemaal zo gek nog niet.
We zijn toegekomen aan het laatste hoofdstukjes van de brochure, die zegt ‘een Bijbelse handreiking’ te zijn voor ieder die de Heere zoekt. Het advies van de auteur in het één na laatste hoofdstuk is: ‘Eenvoudigweg gehoorzaam zijn’. Er wordt verwezen naar het begrip ‘epistrefo’ dat ‘omkeren’ betekent. De auteur lijkt te vergeten dat er twee Bijbelse woorden zijn voor bekering. Het begrip metanoia wordt gemakshalve of uit onkunde geheel achterwege gelaten. Blijkbaar vindt hij een uitwendige omkeer (epistrefo) voldoende. De bekering is volgens de auteur voor een deel ons werk en voor een deel Gods werk. Wat wij niet kunnen, dat doet Hij. Alsof dat gewoon vanzelfsprekend is. God vult ons werk blijkbaar aan. Tegelijk wil de auteur ons doen geloven dat Gods werk een mysterie is. Volgens mij wordt op deze wijze het gehele mysterie juist tot een vorm van wiskunde verlaagd. De gehele spanning tussen de oproep tot bekering en de doodstaat van de mens wordt eenvoudig weggeredeneerd. De mens moet het gewoon zelf doen en God doet de rest. 1+1 = 2. Het is inderdaad een simpele handreiking, maar of dat Bijbels is?
In het laatste hoofdstuk wil de auteur nogmaals onderstrepen dat de menselijke verantwoordelijkheid zo ontzettend belangrijk is voor God. Uit Ezechiël 18:30-22 trekt de auteur de conclusie dat dat als jij rechtsomkeer maakt, dat God op voorhand belooft dat jouw ongerechtigheid geen struikelblok voor Hem zal vormen. Want daarvoor is de Heere Jezus nu naar de aarde gekomen. In het tweede deel van zijn betoog wijst hij op Mattheus 7:21. ‘Niet ieder die tegen mij zegt: Heere, Heere, zal ingaan in het koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is’. En wat is de wil van Zijn Vader? De auteur wijst op Johannes 6:40. ‘De wil van God doen is gehoorzamen aan Zijn bevel om de Zoon te zien en in Hem te geloven’. Nu zal ik de laatste zijn die dat tegenspreek, maar ik mag wel van de auteur verwachten dat hij ook uitlegt wat het is om in de Zoon te geloven. Blijkbaar is dat volgens hem iets dat je gewoon moet doen. En dat ben ik pertinent oneens met hem. De auteur sluit af met een lied ‘Kom dan tot Jezus, Hij stierf ook voor u’.
Gemeente, ik kom tot de conclusie dat dit boekje géén verantwoorde Bijbelse handreiking is voor eenieder die de Heere zoekt. Juist niet. Het boekje rammelt echt aan alle kanten. In zijn geheel genomen is het boekje puur eenzijdig. En een halve waarheid is geen waarheid. In theologisch opzicht worden er onkundige conclusies getrokken. In praktisch opzicht is het een gevaarlijke gids. Kortom, ik vind het onverantwoord dat mensen hiermee evangeliseren onder onze kerkelijke jeugd. Van harte wil ik de auteur uitnodigen om het masker van de anonimiteit af te leggen en langs te komen in de pastorie. Ik gun onze jongeren ook de zaligheid. Maar dan met behoud van de gehele waarheid. Wil iemand onze leer bestrijden, laten we het dan doen met open vizier.
Ds. A. Schot,
Kerkbode Gereformeerde Gemeente Nunspeet, voorjaar/zomer 2018
N.a.v. de anonieme brochure ‘Is het ook echt voor MIJ?’