Ds. A. Schot
Besnijdenis en doop
Besnijdenis en doop
De doop in plaats van de besnijdenis?
Laten we dit hoofdstuk beginnen met een vraag: ‘Is de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen?’ Velen beantwoorden die vraag met ‘ja’. Maar er zijn er ook velen die deze vraag beantwoorden met ‘nee’. Moeilijker wordt het als we ons antwoord moeten motiveren. Reden dus om ons erin te verdiepen wat het goede antwoord is op deze vraag. Als u bekend bent met het doopformulier, weet u, dat daarin ook op deze vraag wordt ingegaan. Blijkbaar is de vraag dus niet nieuw. De opstellers van het doopformulier maken een duidelijke keus. De betreffende passage in het formulier luidt: ‘Dewijl dan nu de Doop in de plaats der Besnijdenis gekomen is, zo zal men de kinderen, als erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn verbond, dopen’. Sommigen zouden dit gedeelte graag opnieuw willen formuleren. Is dat nodig? Belangrijk is dat hier in het doopformulier verband gelegd wordt tussen de besnijdenis, de doop en het verbond. Dat is heel belangrijk bij het zoeken naar een antwoord. Hoort het teken van de doop bij hetzelfde verbond dat aan Abraham werd bekendgemaakt of hebben we het bij de doop over een heel ander verbond?
De besnijdenis
Eerst verdiepen we ons in de besnijdenis. De instelling van de besnijdenis vinden we in Genesis 17:10. De besnijdenis bestond al eerder bij de heidenvolken. Men deed het wel om hygiënische redenen. Door de afzondering van dit gebruik tot een verbondsteken krijgt de besnijdenis een heilige betekenis. Eerst spreekt God met Abraham over Zijn verbond dat hij met Abraham en zijn zaad opricht: ‘Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u tot in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u’. De belofte van dit verbond is dat de Heere aan Abraham en zijn zaad het gehele land Kanaän zal geven tot een eeuwige bezitting. Het belangrijkste van dit verbond is echter dat de Heere belooft: ‘En Ik zal hun tot een God zijn’. Die toevoeging laat heel duidelijk zien dat het hier niet alleen gaat om een stuk land op deze aarde. Dit verbond houdt veel meer in. Het gaat over de verhouding tussen God en Zijn verbondsvolk. Bovendien blijkt het land Kanaän in de Bijbel vaak een beeld te zijn van de hemel. Paulus wijst erop in Hebreeën 4 dat de vaderen anders niet gezocht zouden hebben naar een beter, dat is naar een hemels vaderland.
Oude – en Nieuwe Testament
Voor het juiste zicht op besnijdenis en doop is het belangrijk om de eenheid te zien tussen het Oude – en het Nieuwe Testament. Natuurlijk is er onderscheid. Het Oude Testament staat in het teken van de belofte en het Nieuwe Testament staat in het teken van de vervulling. Maar beide Testamenten zijn echt onlosmakelijk aan elkaar verbonden. In het Oude Testament is al aangegeven dat kinderen het teken van het verbond moeten ontvangen. In het Nieuwe Testament is het dus niet nodig om dat te herhalen. We ontlenen zo aan de besnijdenis een duidelijk argument voor onze kinderdoop. Op dezelfde manier doet ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat. Onze belijdenis wijst erop, dat de kinderen in Israël werden besneden op dezelfde beloften, die aan de kinderen der gelovigen nu gedaan zijn (art. 34).
In het Oude Testament wordt vaak schaduwachtig gesproken over het heil. In het Nieuwe Testament zien we dit spreken tot de volle vervulling komen. Het verbond met Abraham is het genadeverbond, dat in de eeuwigheid met Christus is opgericht. Het verbond waar de doop een teken en zegel van is, is hetzelfde genadeverbond, dat met Christus is opgericht. In beide verbonden gaat het om Christus als de weg waarin God met Zijn volk gemeenschap kan hebben! Reeds uit de geschiedenis van Abraham is duidelijk dat het beloofde Zaad betekenis zal krijgen voor alle volken. Christus is het Hoofd van het verbond. Als de Heere Zijn verbond met Abraham opricht in Genesis 15 hoeft Abraham zelf niet tussen de stukken door, als zou hij ook een van de partijen zijn van dit verbond. Nee, het verbond is al met Christus gesloten en Abraham mag er in Christus in delen. Alleen in Christus kan God Abrahams God zijn en de God van zijn zaad. Als het om de eenheid van beide testamenten gaat, let dan eens op het feit hoe vaak over Abraham wordt gesproken in het Nieuwe Testament. Voor Abraham was het teken van de besnijdenis een zegel van de gerechtigheid des geloofs, zo zegt Paulus. Welnu, dit zijn echt precies dezelfde zaken waar het bij de doop ook over gaat. Omdat het om hetzelfde verbond gaat is het ook heel gepast om bij de doop te zingen: ’t verbond met Abraham Zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind’.
Besnijdenis en doop
Moeten wij het niet zo zien dat de besnijdenis het teken is voor de Joden en de doop het teken voor de Christenen? Ook hier is de eenheid van het Oude – en het Nieuwe Testament van groot belang. Bij de besnijdenis vloeide er bloed en werd de voorhuid weggedaan. Dit ziet op twee weldaden: vergeving en vernieuwing. Johannes de Doper predikt ook de doop der bekering tot vergeving der zonden. Het water van de Heilige Doop wijst ook op het bloed en de Geest van Christus. Zowel het teken als het zegel wijzen bij de besnijdenis en bij de Doop op dezelfde zaak. Dus in wezen zijn ze een. In de Persoon van de Heere Jezus is er sprake van een overgangssituatie. Hij is eerst besneden en later gedoopt. In Zijn besnijdenis is de bloedige besnijdenis van het Oude Testament vervuld. Johannes de Doper krijgt niet de opdracht om te besnijden, maar om te dopen! Paulus laat zien in zijn brief aan de gemeente van Efeze dat Christus de middelmuur tussen het Joodse volk en de heidenen heeft weggenomen. Die muur ziet op de scheiding tussen Israël en de heidenvolken. De heidenen werden ‘voorhuid’ genoemd. Het Joodse volk ‘de besnijdenis in het vlees die met handen geschiedt’. Door de inzettingen, waaronder hier met name de besnijdenis, is er eeuwenlang een scheiding geweest tussen Israël en de volken. Christus heeft die muur gebroken. De bediening van het genadeverbond beperkt zich niet meer tot het Joodse volk. Daarbij verandert het teken. En dat teken mag ook gedragen worden door hen die uit de heidenen zijn geroepen.
In plaats van
De mooie uitdrukking uit het doopformulier ‘in plaats van’ wijst op een overeenkomst en op een verschil. Als wij zeggen dat wij in plaats van ons oude huis nu een nieuw huis hebben betrokken dan is er een overeenkomst en een verschil. De overeenkomst is dat ons nieuwe huis voor ons dezelfde functie heeft als het oude huis. We wonen erin en we hebben het oude huis niet meer nodig. Lange tijd heeft het oude huis prima voldaan. Maar nu waren wij toe aan een nieuw huis. Het oude was aan vervanging toe. Het verschil is dat het nieuwe huis niet op dezelfde plaats staat. Het ziet er ook anders uit. Het voldoet aan de eisen van de tijd. Maar de functies van beide huizen is precies hetzelfde. Zo is het als het ware ook met besnijdenis en doop. Christus heeft de besnijdenis vervuld. We kunnen dan toch niet langer blijven vasthouden aan een teken dat nog om vervulling vraagt? Dat zou een ontkenning zijn dat Christus’ bloed de vervulling zou zijn van de besnijdenis. Vandaar ook dat besneden Joden, die tot geloof kwamen, in de overgangssituatie gedoopt werden. De doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen. Hun doop betuigde, dat dit verbond nu vervuld was in Christus Jezus.
De uitzondering van Timotheüs
Maar hoe zien we dan de besnijdenis van Timotheüs? Paulus liet Timotheüs besnijden, niet vanwege zijn geloof, maar vanwege zijn ambt. Timotheüs had een Griekse vader en daarom was hij niet besneden. Mogelijk had zijn vader dat tegengehouden. Hij hoefde ook niet meer besneden te worden. Paulus schrijft in 1 Korinthe 7:18 ‘Is iemand besneden zijnde geroepen? Die late zich geen voorhuid aantrekken. Is iemand in de voorhuid zijnde geroepen? Die late zich niet besnijden’. Het onbesneden zijn van Timotheüs vormde echter een belemmering in zijn ambtsuitoefening onder de Joden. Hij zou geen ingang onder hen hebben, als onbesnede. U weet uit de geschiedenis van Petrus en Cornelius hoe gevoelig deze dingen toen lagen. Dit was de reden dat Paulus zijn medewerker liet besnijden. Deze besnijdenis had dus niets te maken met het feit dat Joden zich nog zouden moeten laten besnijden. Het was alleen vanuit praktisch oogpunt, zodat de loop van het evangelie niet belemmerd zou worden. Opmerkelijk is dat Paulus in het geval van Titus geen toestemming geeft. Titus was een Griek. Zijn besnijdenis zou leiden tot een misverstand dat de besnijdenis niet vervuld zou zijn in Christus. Daarom was Paulus daar radicaal op tegen.
Verschil tussen besnijdenis en doop
Het verschil tussen de besnijdenis en de doop zit niet in het verbond. Het verschil zit ook niet in de betekenis. Het verschil zit in het tijdstip. De besnijdenis is een bloedig sacrament, evenals het sacrament van het Pascha. Christus moest immers nog lijden. De besnijdenis roept om vervulling. Na Zijn sterven zijn de sacramenten onbloedig geworden. Het Pascha maakt plaats voor het heilig avondmaal en de besnijdenis maart plaats voor de doop. Zowel de sacramenten van het Oude – als van het Nieuwe Testament wijzen heen naar Christus. De overeenkomsten zijn dus groter dan de verschillen. Het gaat om Christus als de weg waarin de zondaar het eigendom wordt van God en God het eigendom wordt van de zondaar. Voor Jood en heiden kan dat maar op één manier, namelijk door het bloed van Christus. Dat bloed van het Nieuwe Testament wordt betekend en verzegeld door de doop.
Jongens en meisjes
Opmerkelijk is dat de besnijdenis in het Oude Testament alleen gold voor de jongetjes. De meisjes werden niet besneden. Technisch gezien zouden meisjes ook wel besneden kunnen worden, hoewel dat lichamelijk veel ernstiger gevolgen heeft. Het behoefde echter niet. In het Oude Testament is de vrouw in de man begrepen is. De vrouw werd in de man als besneden geacht. Het meisje was niet minder een geheiligd zaad, dan het jongetje. Zij waren evenzeer afgezonderd. In Genesus 34 kunnen we lezen, hoe de zonen van Jacob hun zuster Dina niet aan een onbesneden Sichemiet willen uithuwelijken. Jezus noemt de verlamde vrouw, die Hij op de sabbat genas, een dochter van Abraham (Luk. 13 vs. 16). Als Christus de besnijdenis heeft vervuld mogen ook de vrouwen en meisjes het teken ontvangen. De doop is niet alleen voor de jongetjes, maar ook voor de meisjes. Uit het voorbeeld van Lydia wordt duidelijk dat ook vrouwen en meisjes gedoopt mogen worden.
Wie zijn Abrahams nakomelingen?
Er is onderscheid tussen het vleselijke zaad van Abraham en het natuurlijke zaad. Christus zegt van het Joodse volk in Joh. 8:37. Ik weet dat gij Abrahams zaad zijt. Tegen dat zaad van Abraham zegt Hij ook dat hun vader de duivel is. Dit gaat over besneden mensen. Beroepen op natuurlijke afkomst zal dus niet baten. Dat is niet iets om prat op te gaan. Er is ook een geestelijk zaad van Abraham. Dat geestelijk zaad is te herkennen aan hun werken. Zij doen wat Abraham ook deed. Zij hebben het geloof dat Abraham beoefende. En onder dat geestelijk zaad vallen niet alleen de joden, maar ook de gelovige heidenen (Rom. 4:11). Die heidenen mogen delen in dezelfde voorrechten als Abrahams zaad. Eerst waren zij vreemdelingen van de verbonden der beloften. Zij waren ver, maar zij zijn in Christus nabijgekomen. De besnijdenis geeft niet de doorslag of wij een kind van Abraham zijn, maar onze verhouding tot Christus is doorslaggevend.
Legt de Bijbel verband tussen besnijdenis en doop?
Natuurlijk is de uitdrukking ‘dat de doop in plaats van de besnijdenis gekomen is’ niet zomaar in het doopformulier terechtgekomen. Deze formulering heeft Bijbelse grond. Een belangrijke tekst is Colossenzen 2:11-12. ‘In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft’. Op deze tekst zullen wij wat nader ingaan in de volgende alinea’s. In de heidense stad Colosse is ook een Christelijke gemeente. In deze gemeente zijn twee soorten Christenen. Er zijn Christenen uit de Joden en Christenen uit de heidenen. Het verschil tussen beiden is dat de Christenen uit de Joden zijn besneden en de Christenen uit de heidenen niet. De Joodse christenen waren daar trots op, maar Paulus laat zien dat de Christenen uit de heidenen ook besneden zijn’. Zij zijn niet besneden door een rabbijn, maar door Christus. Zij zijn niet besneden met handen, maar door de Heilige Geest.
In Welken gij ook besneden zijt
Laten we de besnijdenis eens bezien vanuit dit Nieuw Testamentisch licht. De besnijdenis met de handen is niet meer nodig. De oude besnijdenis heeft in de doop haar Nieuw Testamentische vervulling gekregen. Niet de het zegel is veranderd, alleen het uitwendige teken. Het teken was bloed. Nu is het teken water. Door de bloedstorting van Christus zijn alle andere bloedstortingen opgehouden. Voor degenen die in Christus Jezus zijn, is de doop een zegel van hun rechtvaardigheid die zij in Christus hebben. In Hem zijn ze verlost van hun zondige vlees. Hij heeft het hen uitgetrokken in Zijn dood en begrafenis.
De pijnlijke les van de besnijdenis
Besnijden is een pijnlijke zaak. Bij de besnijdenis werd het mes in het vlees gezet. Dat kost tranen. Welnu, zo zet Christus het mes in het lichaam der zonde. De besnijdenis met handen was een eenmalige ingreep. De besnijdenis zonder handen krijgt ene dagelijks vervolg in de afsterving van de oude mens. Christus zet het mes diep in het vlees van onze ijdelheid, van onze vroomheid, van onze hoogmoed, van onze aardsgezindheid … Deze ingreep doet meer pijn dan het mes van de rabbijn. In Christus wordt het lichaam der zonde weggesneden. Hebt u zo leren sterven aan uzelf? In de Nieuw Testamentische besnijdenis gaat het ‘eigen zondige ik’ ten onder. Paulus spreekt over ‘de uittrekking van het lichaam der zonden en des vleses’. Het zondige vlees wordt hier bij een lichaam vergeleken dat vele leden heeft. Dat lichaam moet worden uitgetrokken.
Zonder handen
Het Griekse woord voor ‘zonder handen’ is het tegenovergestelde van: ‘met handen gemaakt’. Wat met handen gemaakt wordt is mensenwerk. Aan deze geestelijke besnijdenis komt geen mensenhand te pas. Het is werk van de Heilige Geest. Het is Godswerk. Voor velen is de bekering wel puur mensenwerk. Dat houdt echter geen stand. We zijn met een uiterlijke operatie niet gered. Er is een geestelijke ingreep nodig. Dat leerde de besnijdenis. Dat leert ook de doop. Ons hart moet besneden worden. De Bijbel spreekt over de besnijdenis van de voorhuid van het hart (Deutr. 10:16). Jeremia spreekt over het wegdoen van de voorhuiden hunner harten (Jer. 4:4). En Paulus stelt in Fil. 3:3 Paulus dat we niet moeten betrouwen in het vlees. Deze uitdrukkingen laten overduidelijk zien dat de betekenis van de besnijdenis exact dezelfde is als de betekende zaak van de doop.
De besnijdenis van Christus
Christus is besneden ten achtste dagen. Dat teken kreeg zijn vervulling in het lijden en sterven van Christus. Zijn bloed heeft gevloeid. Zijn besnijdenis is het offer dat Hij bracht. Zijn bloed moest vloeien opdat onbesnedenen van hart besneden konden worden. Paulus trekt van de besnijdenis de lijn naar de begrafenis van Christus. De betekende zaak van de besnijdenis is dus met Christus begraven worden! Ziet u dat het bij de besnijdenis ging over hetzelfde genadeverbond? Het met Christus begraven worden komen we ook weer tegen in het doopformulier. In de doop wordt ook Zijn begrafenis afgebeeld. We bidden of onze gedoopte kinderen met Hem in Zijn dood begraven worden. De uittrekking van het lichaam der zonden des vleses kreeg in Christus’ begrafenis zijn definitieve beslag. Christus begroef de zonde van de Zijnen. Toen Christus als een dode in het graf werd gelegd, werden al de Zijnen in datzelfde graf gelegd. Hun lichaam des doods droeg Hij. Christus is niet in het graf gebleven. De doop predikt ons dat we met Hem moeten opstaan in een nieuw leven. Dat leven is een heilig leven, een getroost leven, een Christelijk leven en een eeuwig leven.
De eenheid van besnijdenis en doop
De grote betekenis van de besnijdenis en de doop is dat we in Christus moeten zijn. Met Hem begraven worden en met Hem opstaan in een nieuw leven. Dat gaat niet automatisch door een uiterlijke handeling. Daarom bidden we in het doopformulier om de inlijving in Christus. Is Christus uw leven reeds geworden? Dan hebt u leren sterven aan uzelf. Dan komt u erachter dat u hoe langer hoe meer met Christus verenigd moet worden. Zo worden Jood en heiden zalig in Christus. O wat krijgt het teken van de doop dan een diepe betekenis voor een arme zondaar.
Niet genoeg
Onder de besnedenen tref je twee soorten mensen aan. Het is niet al Israël dat Israël genaamd werd. Zo is het ook onder de gedoopten. Johannes waarschuwt Abrahams zaad: ‘En meent niet bij uzelven te zeggen: ‘Wij hebben Abraham tot een vader’. Dat zal immers niet baten. Maar hij vervolgt zo troostvol: want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken’. Wij en onze kinderen hebben van nature een stenen hart. Maar God kan er Abraham kinderen uit verwekken. Kinderen die aan Abrahams zaad worden toegevoegd. De besnedenen moesten door de Zoon vrijgemaakt worden. Zo geldt het ook van de gedoopten. In het bloed van Christus komt God aan Zijn volk. Wat zal dat straks zijn als de Kerk uit Jood en heiden een kudde zal zijn, geweid door een Herder. Maar zonder de toepassing van het bloed zal ons geen enkele handeling baten.
Ds. A. Schot
Gespreksvragen: