Ds. A. Schot
De psalmen in de eredienst
De psalmen in de eredienst
‘Mag de ceremoniemeester u van tevoren bellen voor de liturgie’? Een vraag die op een huwelijksgesprek nogal eens gesteld wordt. De bedoeling van deze vraag is: ‘wilt u het te lezen Schriftgedeelte en de te zingen Psalmen van tevoren opgeven?’.
Het woord liturgie is een vernederlandsing van een woord dat in de Griekse vertaling van het Oude Testament gebruikt wordt om de priesterlijke verrichtingen aan te geven. De betekenis van dit Griekse woord is: ‘een werk, ten behoeve van het volk ondernomen’. Kortweg zouden we kunnen zeggen: ‘dienst’. In ons dagelijks spraakgebruik bedoelen we met liturgie de inrichting van de eredienst, de orde van handelingen die daarin plaatsvindt. In die zin wordt er ook weleens gesproken over een ‘orde van dienst’. Het behoort ook in de eredienst te gaan volgens een bepaalde orde. De apostel Paulus zegt in 1 Korinthe 14:40: ‘Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden’.
Wat is kenmerkend voor de eredienst? Het hart van de Gereformeerde eredienst is Gods Woord en het gebed. Daarin passen ook de Psalmen. Zij maken wezenlijk deel uit van de dienst.
De gemeentezang heeft vanouds een plaats gehad in de samenkomst der gemeente. De onberijmde psalmen zijn hiervan een bewijs. De opschriften van de Psalmen spreken vaak voor zich: ‘Voor de opperzangmeester’ (55 maal), ‘Op de sabbatdag’ (Psalm 92); ‘Een onderwijzing’ enz. De Kerk van het Oude Testament heeft ons een schat van Psalmen nagelaten. In deze Psalmen is de levend gemaakte kerk des HEEREN aan het woord, onderwezen door de Heilige Geest. De betekenis van deze Psalmen blijkt wel in het voorbeeld dat Christus heeft gegeven. ‘En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg’ (Matthéüs 26:30). De lofzang, het Groot Hallel, bestaat uit de Psalmen 113 tot en met 118. Ook in de Nieuw Testamentische Gemeente kende men het vaste gebruik van de samenzang. De apostel Paulus spreekt er verschillende malen over in zijn brieven. Tot op deze dag klinken in de erediensten berijmingen van ‘de Psalmen Davids’.
De predikant of ouderling die voorgaat heeft geen onbeperkte keus in wat hij de gemeente laat zingen. In de Dordste kerkorde is de gemeentezang vastgelegd. Artikel 69 luidt: ‘In de kerken zullen alleen de 150 psalmen Davids, de Tien Geboden, het Onze Vader, en de 12 Artikelen des geloofs, de lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen worden; het gezang O God, Die onze Vader zijt, wordt in de vrijheid der kerken gesteld om hetzelve te gebruiken of na te laten. Alle andere gezangen zal men uit de kerken weren, en daar er enige al bereids ingevoerd zijn, zal men deze met de gevoeglijkste middelen afstellen’. Dit artikel spreekt duidelijke taal. De taal die hier gesproken wordt is de taal der Reformatie. Op alle terreinen keerde men weer terug naar de Schrift. Ook het kerkgezang moet aan de eis van de Schrift beantwoorden. Wat zou men dan anders zingen dan Psalmen?
Als er in artikel 69 gesproken wordt over enkele gezangen wordt hier niet de deur opengezet voor het zingen van gezangen. De gezangen die hier genoemd worden zijn zakelijk geheel uit de Schrift genomen. Dat zij met name worden genoemd is een bewijs dat onze vaderen daarmee ook de uiterste grens aangeven. De praktijk heeft hen en ons geleerd dat het vrije kerklied een geschikt middel bleek te zijn om ketterijen in de gemeente te dragen. Een man die zich sterk beijverd heeft voor de invoering van de Psalmen is Calvijn geweest. Hij beriep zich op Augustinus, van wie de uitspraak bewaard is gebleven: ‘dat niemand iets zingen kan dat Gode waardig is of hij moet het van God ontvangen hebben’. Calvijn voegt daaraan toe: ‘daarom zullen wij, ook na overal gezocht en nagespeurd te hebben, geen betere liederen vinden, noch meer geschikt om dit te doen, dan de Psalmen van David, welke de Heilige Geest hem geïnspireerd heeft. Als wij deze zingen, zijn wij alleen zeker, dat God de woorden in onzen mond legt, alsof Hijzelf in ons zong, om zijn eigen glorie te verhogen’.
De Psalmen zijn oud. Ze zijn echter niet verouderd. Ze zullen ook nooit verouderen, net zomin als geheel de Schrift. Liederen en gezangen wisselen de eeuwen door. Ze veranderen, komen op en verdwijnen weer. Geheel anders is het met de Psalmen. Zij gelden voor alle volken en eeuwen. Het is Gods Woord. We hebben aan de Psalmen genoeg. Veel zou er te schrijven zijn over de verschillende berijmingen. We laten dit onderwerp hier rusten. Gelukkig mag daarover nog grote eensgezindheid zijn. Het bezwaar dat wel eens geuit is, dat er in de Psalmen niet of nauwelijks over Christus wordt gesproken is geheel onterecht. Wie dat zegt kent en verstaat de Psalmen niet. De Psalmen vertolken de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Dat is niet zo verwonderlijk omdat alle ware gelovigen deze stukken doorleven. In de Psalmen krijgen we een antwoord op de vraag wat bevinding is. Hebben wij de Psalmen ooit wel eens echt verstaan? Hebben wij wel eens uit de eigen beleving mogen zingen?
Hoe worden de psalmen voor de eredienst gekozen? De eerste psalm die wordt opgegeven heeft soms te maken met een gebeurtenis uit de achterliggende week. Ik denk aan een sterfgeval in de gemeente. Wie kan beter verwoorden waar de gemeente bij wordt bepaald dan de dichter: ‘Gedenk o Heere hoe zwak ik ben, hoe kort van duur, het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur’. De andere Psalmen in de dienst hebben betrekking op de prediking en de sacramenten. Als het goed is worden ze met zorg gekozen. Een passende psalm kan soms van grote betekenis zijn. Het zou niet de eerste keer zijn als er harten onder het zingen getroffen mogen worden: ’t Betaamt ons, psalmen aan te heffen, Die lief’lijk zijn, en harten treffen’. Aangrijpend is het feit dat sommigen nooit meezingen in de eredienst. Nu kunnen we nog zingen. Immers: In ’t stille graf zingt niemand ’s HEEREN lof; Het zielloos lijf, gedompeld in het stof, Kan Hem geen glorie geven’. Er kan nog gezongen worden.
Het zingen in de gemeente behoort dus ook tot de eredienst. Het dient niet ter afwisseling of ter verpozing. De Hebreeuwse titel van dit Bijbelboek is ‘sefer tehillim’. Dat is wil zeggen gebedenboek. De Psalmen zijn gebeden. Zingen is in wezen bidden. Zingen moet dus met de grootst mogelijke eerbied gebeuren. Rustig en met aandacht. Als het goed is in het besef: ‘k Hef mijn ziel, o God der goden, tot U op!’ Gods ogen zien naar waarheid in het binnenste. Onder de preek, ook onder het kerkgezang. Hoe het gezang uiterlijk klinkt is niet onbelangrijk. ‘Alle dingen stichten niet’. Belangrijker is echter: Hoe hoort de Heere ons. De schoonste stem behoeft voor de Heere nog niet aangenaam te zijn. Hij luistert en beoordeelt ander dan wij.
Wat is het nodig voor ons om met het hart te leren zingen. Er zijn Boetpsalmen, Messiaanse Psalmen, Lofzangen enz. Kennen wij ze? Verstaan wij ze ook? Kregen wij van de Heere Zelf weleens een Psalm? Elihu zegt: ‘Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht?’ Gods kinderen zingen niet altijd. “Ik hoor een stem van zingen bij beurte.’’ Bij tijden geeft de Heere stof tot zingen: ‘Dan zal mijn mond, met zangstof weer vervuld, Uw heilig recht, gepaard met goedheid, roemen’. Wie het hier niet leert, zal het straks niet meer kunnen. Openbaring 14:3 ‘En zij zongen als een nieuw gezang voor den troon, en voor de vier dieren, en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang leren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren’. Zullen wij straks wel een zanger zijn aan de glazen zee?
Ds. A. Schot