Ds. A. Schot
De bijlslagen van Thomas Boston (serie)
De bijlslagen van Thomas Boston (serie)
In vijf artikelen staan we stil bij de bekende bijlslagen van Thomas Boston. Althans, ik hoop dat de bijlslagen u bekend zijn. Velen van Gods kinderen hebben hier reeds hun leven in getekend gezien. En al kennen wij het nieuwe leven (nog) niet, ook dan ligt er heel veel onderwijs in dit beeld.
Achtereenvolgens zullen de volgende vragen behandeld worden;
Boston gebruikt het beeld van de bijlslagen in zijn prachtige boek ”de Viervoudige Staat”. Iedere volwassene zou dit boek gelezen moeten hebben. Na de Bijbel is het een van de indrukwekkendste boeken die ik persoonlijk ooit gelezen heb.
We komen het beeld van de bijlslagen tegen in de derde staat. Boston behandelt namelijk achtereenvolgens de staat der rechtheid; de staat der algehele verdorvenheid; de staat van begonnen herstel en ten slotte de staat van volkomen gelukzaligheid of rampzaligheid. In de eerste twee staten wordt ons aller verleden aangetoond. De derde staat zullen wij moeten beleven, zal het wel zijn.
De derde staat bestaat uit twee delen. In de eerste plaats bespreekt Boston de wedergeboorte. Hij stelt duidelijk dat alle begenadigde personen wedergeboren zijn. Uitvoerig gaat hij in op de vernieuwing, die er plaatsvindt in de wedergeboorte. In het tweede gedeelte beschrijft hij de vereniging tussen Christus en de gelovigen. Het beeld van de bijlslagen laat zien hoe de zondaar de vereniging met Christus persoonlijk beleeft. Dit gebeurt niet in een moment, maar het is een proces. We kunnen het noemen een stervensproces.
We moeten altijd onderscheid maken hoe het van Gods kantis en hoe het van ’s mensenkant wordt beleefd. Aan de kant van Gods kinderen komt de vereniging met Christus tot stand in een weg van ontdekking en strijd. Er moet immers plaatsgemaakt worden voor Christus! En dat blijkt een hele weg te zijn.
Wijnstok en ranken
In de inleiding van dit gedeelte gaat Boston in op het beeld uit Johannes 15 vers 5. Daar gebruikt Jezus het beeld van de Wijnstok en de ranken. Wij zullen een vruchtdragende rank in de Wijnstok Christus moeten worden. Van nature is de mens echter in Adam. Dit wordt genoemd de natuurlijke stam. De band waarmee wij aan Adam verbonden zijn, is het werkverbond. En die band van het werkverbond zijn wij niet bereid los te laten. Ieder die wat zelfkennis heeft, zal dat moeten beamen.
Heel duidelijk stelt Boston dat er maar twee soorten mensen zijn. We zijn of in Adam of in Christus. Er is geen tussenstand. In die oude stam dragen wij ook stinkende vruchten. Wij moeten van de oude stam worden afgebroken. Is dit in ons leven al noodzakelijk geworden?
Persoonlijk zal ik nooit de leespreek vergeten die ik hoorde op 16-jarige leeftijd, over de vruchteloze ranken (zie Joh. 15:2a en 6) uit de Keurstoffen van Smijtegelt. Als we waarlijk een vruchteloze rank worden in eigen oog, dan blijft er voor ons geen toekomst meer. Vruchteloze ranken worden uitgehouwen en in het vuur geworpen. Als daar de ogen voor geopend worden, gaan we beseffen dat we vernieuwd moeten worden. Wat schittert hier een geheim. Ten diepste is dit besef een vrucht van de vernieuwing, maar daar kan de vruchteloze rank helemaal niets van bezien. Er komt ook geen verbetering.
Vijf gebreken
Zelfs de beste vruchten, schrijft Boston, vertonen vijf gebreken: hun bitterheid, hun slechte reuk, hun onrijpheid, hun lichtheid en ze zijn niet edel. Onze natuurlijke stam is zelfs een dode stam. Het werkverbond kan de weg tot de zaligheid niet meer zijn. Er zijn vier dingen die Adam op zijn ranken overbrengt: een verdorven natuur, de schuld, de vloek en de dood.
Er is echter een andere stam, die Boston noemt: de bovennatuurlijke stam. Deze stam is een beeld van de Heere Jezus Christus. En hoe worden de ranken uit de natuurlijke stam nu losgemaakt van de oude stam en ingeënt in de nieuwe stam? Dit is een werk van de Vader, de Landman. En Hij gebruikt voor deze afsnijding het snoeimes van de Heilige Geest. Er zal dus een mes of een bijl aan te pas moeten komen…
Heel aangrijpend tekent Boston hoe een mens vastzit aan het werkverbond. ‘Zij houden zich eraan vast, zoals de man die het schip met zijn handen vasthield: toen zijn ene hand eraf gehakt werd, bleef hij het schip vasthouden met zijn andere hand en toen allebei zijn handen eraf gehakt waren, hield hij het vast met zijn tanden’.
In het leven van Gods kinderen gaat de Heilige Geest echter door. Zijn werk is Christus verheerlijken.
De Saambinder, augustus 2022
De vorige keer stonden we stil bij de beeldspraak van de bijlslagen. Thomas Boston ontleent dit beeld aan een nadere uitwerking van de vergelijking van de Wijnstok en de ranken uit Johannes 15.
Omdat Boston hier een verdergaande uitwerking geeft aan dit beeld moeten we ons afvragen: ‘Wat is de functie van deze bijlslagen?’ Later hoop ik terug te komen op de vraag of deze bijlslagen Bijbels genoemd kunnen worden.
Boston beschrijft in dit beeld de werking van Gods wet en van Gods recht in het hart van een zondaar. De genoegdoening aan Gods recht is de spil waar het om draait. De bijl wordt gehanteerd door de Heilige Geest. In onze tijd blijkt het heel belangrijk om de vinger bij deze dingen te leggen. De volgorde van de drie stukken – ellende, verlossing en dankbaarheid – wordt meer en meer omgekeerd. Voor velen komt de kennis van de zonde pas na de kennis van de Zaligmaker, in plaats van andersom. De functie van de wet wordt door velen niet meer nodig geacht. Het ontdekkende werk van Gods Geest wordt vaak al onnodig geacht. Velen willen een prediking waarbij de zondaar aan de oude stam kan blijven en toch vruchten kan dragen. Met een (onterechte) verwijzing naar de puriteinen wil men ons doen geloven dat het zo ook wel kan.
Twaalf slagen
Maar dit strijdt met ons reformatorisch gedachtengoed. We zien dat de reformatoren de zondaar voortdurend plaatsten voor een heilig en rechtvaardig God. Godskennis en zelfkennis zijn nodig om te komen tot de kennis van Christus. De kennis van Gods recht is wel degelijk nodig om te komen tot een nadere kennis van Christus. Leest u Zondag 5 van onze Heidelbergse Catechismus maar.
Het verkrijgen van deze bevindelijke kennis is een proces dat uitloopt op de totale overgave van de zondaar. Een van onze predikanten heeft eens gezegd: In het leven van Gods kinderen is eerst ‘ik en Jezus’, daarna ‘Jezus en ik’ en tenslotte ‘Jezus alleen’. Dat is nu precies wat Boston hier schildert.
Boston tekent de afsnijding van de oude Adam in twaalf bijlslagen. De eerste verwondende slag is de ontdekking aan zonde en verlorenheid. De zondaar was zich niet bewust van enig gevaar, maar wordt overtuigd van zonde en gerechtigheid. De laatste slag is het afvallen van de oude stam. De vallende rank wordt ingeënt in de ware Wijnstok Christus. Maar daartussen ligt een ingrijpend proces van sterven. Waarom is dit proces nodig?
Als we de bijlslagen langslopen, zien we dat de zondaar telkens probeert om tot een oplossing te komen. Hij zit vast aan Adam, aan het werkverbond. Hij zoekt een oplossing zonder Jezus en daarna een oplossing samen met Jezus. Maar hij moet leren te sterven aan zichzelf. Hij moet zijn leven verliezen buiten Jezus. Dat blijkt een strijd te zijn, die de zondaar niet zomaar opgeeft. Een mens doet wat om maar in leven te blijven.
Herkent u dat in uw persoonlijke leven? Het is zo pastoraal dat Boston deze dingen aan de orde stelt. Als vriend van de Bruidegom rust hij niet totdat Christus Zijn bruid heeft. Een prediking waarin dit werk van Gods Geest functioneert, kan Christusprediking genoemd worden in de volle zin van het Woord.
Godsdienstige werken
Hoe houdt de zondaar zich dan op de been? Daar is heel veel van te zeggen: door godsdienstige werken; door het belijden van de zonden; door het bedwingen van hartstochten; door ernstiger te bidden; door boetedoening; door schikkingsvoorstellen te doen; door te verwachten dat God de wil voor de daad zal aannemen; door te hopen dat Christus zijn eigen gerechtigheid zal aanvullen; door een voorwaardelijk verbond te sluiten; door zich te gedragen als een waardige bedelaar; door zich te verbergen onder een sluier van geveinsde nederigheid….
Het is heel ontdekkend om dit persoonlijk te leren. Gods kinderen zien hier hun leven getekend. Telkens denkt de zondaar dat hij er is, maar dan volgt weer een nieuwe slag. Die nieuwe slag is ook nuttig en nodig. Dat ligt aan de weerbarstigheid van de rank. Wij zijn vijanden van vrije genade. Daarom is een ontdekkende prediking zo nodig.
Wat we duidelijk bij Boston zien is dat de toeleidende weg tot Christus niet hetzelfde is als rust geven buiten Christus. Dit wordt hen weleens verweten die het zaligmakend werk van Gods Geest laten beginnen voor de omhelzing van Christus. Als de wet niet functioneert en de ontdekking niet gepreekt wordt, bestaat het gevaar dat geestelijke ranken denken in Christus te zijn, terwijl ze nog in Adam zijn. En buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.
De Saambinder, augustus 2022
We stonden de vorige keer stil bij de functie van de bijlslagen. In dit artikel gaan we in op de vraag of Bostons bijlslagen (on)Bijbels zijn.
Het is goed om onszelf die vraag te stellen. Allerlei bevindingen die niet Bijbels onderbouwd kunnen worden, moeten we terzijde schuiven. Zeker mogen we kritisch vragen: ‘Is dit wel naar de Schrift?’ Zo’n vraag moet kunnen lijden.
In de eerste plaats valt het op dat er bij iedere bijlslag door Boston naar Bijbelteksten wordt verwezen, of dat de teksten letterlijk worden geciteerd. Naast de praktische voorbeelden wordt het geheel onderbouwd met Bijbelse voorbeelden. Het is inderdaad wel waar dat men in de Bijbel geen Schriftgedeelte vindt waar de bijlslagen op rij behandeld worden zoals Boston dat hier doet. Zo is de Bijbel ook niet bedoeld. We vinden ook nergens de teksten over de verkiezing, over geloof, over het verbond, op rij behandeld. Maar dat wil nog niet zeggen dat de leer daarom niet Bijbels is.
Wie het dogma scherp wil krijgen, zal een overzicht moeten hebben van het geheel van de Bijbel met betrekking tot het onderwerp. Het grote geheel maakt ons duidelijk wat we onder het dogma moeten verstaan. Wie de bevinding scherp wil hebben, zal dus een overzicht moeten hebben van het geheel van de Heilige Schrift. Het grote geheel maakt duidelijk hoe de Heere werkt. De ene geschiedenis vult de andere aan. In de geschiedenis van de Kananese vrouw wordt weer een ander aspect belicht dan in de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw. Maar beide geschiedenissen leren ons wat nodig is.
Nuttig tot lering
Wie een tekst uit de Bijbel isoleert, komt tot een verkeerde zienswijze. Iedere ketter heeft zijn letter! Het is juist Bijbels om vast te houden aan: ‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust’. Het valt op dat Boston in deze bijlslagen een aantal Bijbelse noties samenbrengt. Het is een Bijbels harmonieus geheel.
Het gaat in de bijlslagen om het werk van de Heilige Geest. Boston begint de bijlslagen met: ‘Wanneer de Geest des Heeren in een persoon begint te werken om hem tot Christus te brengen, dan vindt Hij hem…’. Velen nemen bij de beschrijving van de bevinding een uitgangspunt in de mens zelf. Uit pragmatisme wordt het werk van de Geest ondergeschikt gemaakt aan de ervaring van de mens. Het is voluit Bijbels om het uitgangspunt van de zaligheid niet te leggen in de zondaar, maar in God Drie-enig. Dan komt men tot andere, Bijbelse gezichtspunten. Boston beschrijft hier niet wat ons welgevallig is, maar hoe Gods Geest werkt. En dat is vanuit de Bijbel te onderbouwen.
Functie van de wet
Het gaat in de bijlslagen over de functie van de wet. Boston schrijft: ‘De prediking van de wet is hoogstnoodzakelijk. Hij die wil enten, moet wel het snoeimes gebruiken’.
Simpeler kan het toch niet gezegd worden? De ontdekkende functie van de wet is voluit Bijbels. Zo begint het Oude Testament. Het eerste ouderpaar, Adam en Eva, wordt door de Rechter ter verantwoording geroepen, eer er al over de moederbelofte gesproken wordt. Zo begint ook het Nieuwe Testament. Aan de komst van Christus is de wegbereider voorafgegaan. Het werk van de wegbereider wordt door de evangelisten helder omschreven. Johannes predikte de wet. Dat is een duidelijke Bijbelse lijn, die we door heel de Schrift terugvinden. Als de mens niet sterft door de wet, dan blijft hij zichzelf handhaven, hoe vroom hij ook is. Dat sterven door de wet Bijbels is, zal iedereen toch moeten toegeven.
Het gaat in de bijlslagen over de vereniging met Christus. Het is voluit Bijbels om te leren dat dit gebeurt in een weg van sterven. Het zijn Jezus’ eigen woorden: ‘Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden’ (Matth. 16:25). Deze woorden spreekt Jezus tot Zijn discipelen. Er is zeker kennis van Christus. In dit zelfde hoofdstuk staat de belijdenis van Petrus beschreven en de daaropvolgende zaligspreking. Maar het stervensproces gaat door. Het is glashelder dat dit sterven een proces is.
Ten slotte, het gaat in de bijlslagen over de weerstand van de zondaar. Hij geeft het maar niet op. Hij probeert door de werken zalig te worden. Hij wil in leven blijven. In de bovenstaande tekst, over ‘het verliezen van het leven’, lezen we ook niet ‘wie zijn leven verliezen wil’, maar ‘zo wie zijn leven verliezen zal’. Jezus zegt: ‘Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven hebt’. We moeten wel heel ver van de Schrift vervreemd zijn om te denken dat de bijlslagen onbijbels zouden zijn.
De Saambinder, augustus 2022
Vorige week stonden we stil bij de vraag of de bijlslagen van Boston Bijbels zijn. Daar kan geen discussie over zijn. Een andere vraag die aan de orde moet komen, is: Zijn alle bijlslagen ook zaligmakend?
Dit is een actuele vraag, omdat velen het plaatsmakende werk buiten het geestelijk leven plaatsen, terwijl anderen de eerste overtuiging al als zaligmakend bestempelen. Hoe kunnen we de toeleidende weg tot Christus buiten het geestelijk leven plaatsen, als een onwedergeboren zondaar niet hongeren en dorsten kan, maar dood is in zonden en misdaden? In de Dordtse Leerregels (verwerping der dwalingen par. 3) wordt de lering verworpen dat ‘de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot is van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande eens verslagenen en gebroken geestes, die Gode aangenaam zijn’.
Maar hoe kunnen we aan de andere kant een zondaar gronden buiten Christus? Dit zijn twee onmogelijkheden. Diezelfde zorg merk je bij Boston.
Pastoraal en wijs
We hebben gezien dat de bijlslagen een werk van de Heilige Geest zijn. Toch mogen we niet stellen dat dit werk vanaf de eerste bijlslag altijd zaligmakend is. Boston gaat hier pastoraal en wijs mee om. Zo zegt hij bijvoorbeeld bij de derde bijlslag: ‘En nu is er in die mens een geweldige verandering te zien, die zijn buren wel op moeten merken. Hij wordt daarom door de godvruchtigen met blijdschap als een biddend mens in hun gezelschap toegelaten. Hij kan met hen spreken over godsdienstige zaken, ja, zelfs over zielsbevindingen waar sommigen geen kennis van hebben. En het goede oordeel dat zij over hem hebben, bevestigt het goede oordeel dat hij over zichzelf heeft. Deze stap is in de godsdienst voor velen die nooit verder komen, noodlottig. Maar hier brengt de Heere aan de uitverkoren rank een nieuwe slag toe’.
En hij schrijft bijvoorbeeld bij de zevende bijlslag: ‘Terwijl hij zo zijn best doet en het nog beter wil doen, gaat hij op een bedrieglijke wijze zichzelf wijsmaken dat zijn staat goed is. Hierdoor worden er duizenden verdorven. Maar de uitverkorenen krijgen een nieuwe slag, die hen in deze toestand hun houvast doet verliezen’.
Hoe ver kan het toch gaan! Soms rekenen mensen zich al lang bij Gods kinderen, terwijl ze daar geen enkele goede grond voor hebben. En soms durven mensen zich lang geen kind van God te noemen, terwijl het werk in hen het stempel draagt van de Heilige Geest en een vrucht is van de verdienste van Christus.
We kunnen niet zeggen: ‘De wedergeboorte ligt tussen de derde en de vierde bijlslag, of tussen de zevende en de achtste bijlslag of iets dergelijks’. Bij de uitverkoren zondaar ligt de wedergeboorte bij de eerste bijlslag. Er is immers geen voorbereiding tot de wedergeboorte. Boston beschrijft deze bijlslagen dan ook als het werk van Gods Geest in de uitverkorenen. Maar in het leven van een godsdienstig mens kunnen de algemene werkingen van Gods Geest soms heel ver gaan. Ook onze Hollandse schrijvers waarschuwen voor het nabijkomende werk. En vader Brakel waarschuwt er tegen dat sommigen het moment van hun wedergeboorte te vroeg leggen en anderen te laat.
Tegenwoordig stuiten deze onderscheidingen vaak op vijandschap. In sommige gemeenten wordt eenieder gehouden voor een broeder en zuster in de Heere Jezus Christus. Maar hiermee zijn we bij Boston toch niet aan het juiste adres.
Ontdekking en afsnijding
Boston werpt niet alles weg wat voor de twaalfde bijlslag ligt. Hij weet juist onderwijs te geven aan zulke zielen. En aan de andere kant geeft Boston geen rust vóór de twaalfde bijlslag. Een mens moet toch weten Christus ingeënt te zijn. Dit lijkt me voor de prediking een belangrijke les. Boston voedt het echt niet als mensen zichzelf wat aanpraten en elkaar de handen opleggen. Juist niet. Gods Geest werkt in de weg van ontdekking, ontgronding en afsnijding. Als dat gemist wordt, is er geen sprake van het zaligmakend werk van de Heilige Geest.
We vinden hier dezelfde zorgvuldigheid als in onze Dordtse Leerregels. In hoofdstuk 3/4 lezen we overduidelijk in artikel 11 en 12 waarin de wedergeboorte bestaat. En toch wordt de mens geen rust gegeven buiten het geloof in Christus. Bij de vruchten van de verkiezing wordt in hoofdstuk 1:12 ‘een waar geloof in Christus’ als het eerste kenmerk genoemd, zelfs vóór de ‘droefheid, die naar God is over de zonde’, zodat de zondaar van zijn droefheid nooit de grond zal kunnen maken.
De Saambinder, september 2022
Een laatste vraag rest ons nog: zijn er altijd twaalf bijlslagen?
We hebben gezien dat de bijlslagen onderdeel uitmaken van een proces. Het begin is helder: de Heilige Geest vindt de zondaar in zijn geestelijke doodslaap en overtuigt hem van zonde en verlorenheid. Het einde van dit proces is ook helder: de zondaar dobbert tussen hoop en wanhoop en wordt ten slotte afgeslagen van de oude stam. Hij kan zichzelf niet meer helpen, noch door te werken, noch door te geloven. Zo vallend wordt hij opgenomen en ingeënt in de ware Wijnstok.
Misschien herkent iemand de eerste slag en de laatste slag, maar kan hij niet alle twaalf slagen in zijn leven terugvinden. Zijn die andere slagen dan niet zaligmakend? Of misschien is er iemand bij wie het getal twaalf nog aan de kleine kant is. Het zou kunnen dat iemand achttien slagen heeft ondervonden. Klopt die bevinding dan niet?
Tere consciënties
Heel belangrijk zijn de pastorale opmerkingen die Boston na de twaalfde slag geeft: ‘Met wat er over deze hoofdgedachte is gezegd, is het niet mijn bedoeling om tere consciënties te kwellen of te bedroeven. Want hoewel er tegenwoordig slechts weinig zulke mensen met tere consciënties zijn, zo verhoedde God het dat ik één van de kleinen van Christus zou ergeren. Maar helaas! Een doodse slaap is nu op dit geslacht gevallen. Zij willen niet wakker worden, al raken wij hen nog zo gevoelig. Daarom vrees ik dat dit geslacht waarop preken geen enkele vat hebben, een ander soort ontwaken wacht, wat een ieder die het hoort, de oren al doen klinken. Ik wil echter niet dat dit beschouwd wordt als de methode waartoe de Heere Zich beperkt, wanneer Hij de zondaar afbreekt van de oude stam. Maar dit handhaaf ik als een zekere waarheid, dat allen die in Christus zijn, afgebroken zijn van al die verschillende dingen waarop zij hun vertrouwen stelden, en dat zij die er nooit van afgebroken werden, nog steeds in hun natuurlijke stam zijn. Niettemin, als het huis afgebroken is en het oude fundament is geslecht, dan komt dat op hetzelfde neer, of het nu steen voor steen werd afgebroken, of dat het ondergraven werd en alles tegelijk instortte’.
Honger of het zwaard
Op de gezelschappen werd vroeger vaak de uitdrukking gebezigd: ‘De een sterft door de honger en de ander door het zwaard’. Het sterven door de honger is een pijnlijk en langdurig proces. Het sterven door het zwaard is heftig en kortdurend. Soms werd ook gezegd: ‘Zij die sterven door het zwaard zijn gelukkiger dan zij die sterven door de honger’.
Hoe het zij, het resultaat is precies hetzelfde: men sterft. Hetzelfde beschrijft Boston hier met het voorbeeld van de sloop van een huis. Dit kan steen voor steen gebeuren. Dan is het een langdurig proces. Je kunt niet zeggen dat het huis staat te schudden op de grondvesten. Toch blijft er uiteindelijk niets van over. Ook kan men het fundament ondergraven. Dan is het een heftig proces waarbij de hele zaak in elkaar stort. De hele omgeving schudt als het dak met geweld naar beneden stort. Maar het resultaat is hetzelfde: het huis is gesloopt.
Hoe het proces ook verloopt, wij moeten van Adam worden afgehouwen en Christus worden ingeënt. Onze eigen gerechtigheid moet gesloopt worden. We moeten het leven in onszelf verliezen om het in Christus te vinden. En dat gaat nooit buiten het snoeimes van de wet of buiten de sloopkogel van Gods recht.
In de bijlslagen van Boston klinken twee elementen door. Aan de ene kant de liefde tot God. Boston wenst geen afbreuk te doen aan het recht en de heiligheid van God. Het heeft ook geen zin om daar afbreuk aan te doen, want God gaat van Zijn recht niet af.
Aan de andere kant de liefde tot de zondaar. Boston wenst de zondaar geen rust te geven waar geen rust is. Het heeft ook geen zin om dat te doen, want daar schiet de zondaar niets mee op. Deze dubbele liefde ontbreekt ten diepste als men ‘de pleister van Gods barmhartigheid plakt over de wonde’ (Smijtegelt, Zondag 4).
Een arts die het gezwel laat zitten en de patiënt met een geruststelling naar huis stuurt, verstaat zijn verantwoordelijkheid niet. Boston heeft als geestelijk arts deze verantwoordelijkheid wel verstaan. We zouden er goed aan doen om bij hem in de leer te gaan. Van deze leer kan met recht gezegd worden dat ‘God op het hoogst wordt verheerlijkt, de zondaar op het diepst wordt vernederd en dat Christus op het rijkst benodigd wordt’.
De Saambinder, september 2022