De paradox van liefde en lijden
1. De Schriftuurlijke achtergrond:
Wie onvoorwaardelijk aan Gods Woord wil vasthouden moet komen tot de belijdenis dat God alles geschapen heeft, en dat Hij deze schepping tot vandaag de dag toe onderhoudt, bestuurt en regeert. We onderscheiden drie delen: onderhouding, medewerking en regering. De belijdenis van de Voorzienigheid Gods raakt het hart van het Christelijk geloof. Andere meningen vinden we in het pantheïsme (vereenzelvigen van God en de wereld) en het Deïsme (scheiden van God en de wereld). W. a Brakel: ‘dat hij niet beter dan een atheïst of ten beste een blinde mol geacht moet worden, die de voorzienigheid Gods loochent’. Wie aan Gods voorzienigheid vast wil houden heeft heel wat uit te leggen. Vragen als: Hoe kan Gods regering hierover gaan? Waarom grijpt God niet in?
Er is in onze eeuw een crisis in het voorzienigheidsgeloof. Prof. Berkhouwer onderscheidt drie motieven:
- Het wetenschapsmotief: steeds meer verschijnselen worden ‘verklaarbaar’.
- Het projectiemotief (Marx, Feuerbach, Nietzche): Vroeger had mens gevoel van hulpeloosheid.
- Het catastrofemotief. Rampen als Auschwitz, het lijden in de wereld e.d.
De ‘waarom’ vragen nemen toe:
- Informatievoorziening: steeds meer op de hoogte van het kwaad in de wereld.
- Cultuurfilosofische ontwikkelingen: invloed van de verlichting (mondigheid).
- Wegslijtend schuldbesef. Vroeger zag men leed meer als straffen van God.
2. Hoe legt men het lijden uit?
De verklaring van het kwade heeft geleid tot het verschijnsel: theodicee = rechtvaardigen van God, verdedigen van God, aantonen dat God niet onrechtvaardig is t.o. het kwaad. Achtergrond: Rom. 3:5. Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? Er zijn er verschillenden ontworpen
- De dualistische theodicee: Het goede en kwade hebben evenals het licht en de duisternis altijd naast en tegenover elkaar gestaan. Het is een strijd tussen twee oerprincipes die eeuwig bestaan.
- De harmonische theodicee: Het kwade hoort in het geheel. Uiteindelijk dient alles het goede. De ernst van de zonde wordt weggenomen.
- De teleologische theodicee: Men moet het doel in de gaten houden. Uit het kwade kan het goede voortkomen. Bijv. Oorlogen zijn nogal eens het gevolg van overbevolking. Berkhouwer: noemt dit grenzeloos simplistisch.
- De theodicee van Wilfred Monod. Deze Fransman had voorliefde voor Marcion. Maakte tegenstelling tussen de god der schepping en de Vader van Christus.
- De pluralistische theodicee. Tussen Gods almacht en goedheid blijft een spanningsverhouding bestaan die zo door mensen wordt ervaren. God is veranderlijk.
- H. Berkhof heeft een poging gedaan om het christelijk geloof met de evolutie te verbinden. De wereld is onvoltooid.
- e.d. Bijv. Karl Barth heeft het begrip ‘het nietige’ ingevoerd. Door de overwinning van Christus is het nietige ongevaarlijk geworden. Het heeft geen werkelijke macht meer, alleen een schijnbare macht.
De bezwaren tegen de theodicee:
- Theologische bezwaren: Het behoort niet tot de taak van een mens om de soevereine God te rechtvaardigen. Het is pure hoogmoed om God voor de rechtbank van ons verstand te dagen. Dr. Berkhouwer geeft aan dat hier de principiële fout van de theodicee ligt. Gods rechtvaardigheid moet niet aan het einde van onze denkweg staan, maar aan het begin. Dit bezwaar is fundamenteel! Gods rechtvaardigheid behoeft niet bewezen te worden. Gods openbaring is het vertrekpunt. Het is tegelijk ook de grens! Van vele dingen geldt: Gij zult het na deze verstaan. Op deze punten past ons eerbiedig zwijgen.
- Kentheoretische bezwaren: De gelovigen moeten niet zoeken naar een theodicee. Het is voor hen niet nodig een antwoord te kunnen geven op de vraag naar Gods verhouding tot het kwaad. Ook zonder inzicht in het ‘waarom’ heeft de christen voldoende reden om vast te houden aan het geloof in God. Men maakt wel onderscheid tussen enerzijds een theodicee en anderzijds ‘een verdediging’ tegenover hen die zeggen dat het kwade in de wereld God uitsluit. Een verdediging kan dan dienen ter verheldering van het geloof. De vraag is echter: hoever is de mens in staat om een verheldering te geven. M.i. alleen waar God verheldering geeft. Als God geen helderheid geeft moet ook de mens zwijgen. Ook deze bezwaren zijn fundamenteel.
- Methodologische bezwaren: Het opstellen van een theodicee is onmogelijk. Een theodicee gaat over ‘het’ kwaad in de wereld en niet over concrete gevallen. Het probleem zit juist in die concrete gevallen. Het kan dus pastoraal geen hulp bieden. Dan vervalt m.i. ook voor een groot deel de noodzaak ervan. Om te laten zien dat het geloof in God ondanks het kwaad niet onzinnig is, heeft men ook genoeg aan de leer der zonde. Schlink zegt: ‘Wanneer wij van de werkelijkheid van onze zonden uitgaan, is het onbegrijpelijke niet het kwaad waaronder wij lijden, maar het geduld waarmee God ons verdraagt’.
- Morele bezwaren: Elke poging om het kwaad te begrijpen zou een stilzwijgende vergoelijking van het kwaad inhouden. Een theodicee zou de strijd tegen het kwaad blokkeren. Wie aan het kwaad een zin kan geven, hoeft het zich niet zo aan te trekken. Wij mensen zijn niet in staat om te bepalen wat al of niet zinloos is. God laat Zich niet narekenen. Denk aan het boek Job. Augustinus: ‘zelfs datgene wat tegen Gods wil in gedaan wordt geschiedt niet buiten Gods wil om’.
De gevonden oplossingen:
- Gods almacht wordt ontkend. God zou er uiteindelijk ook niets aan kunnen doen. God lijdt er nog meer onder dan wij.
- Gods goedheid wordt ontkend. Men kan het kwaad niet rijmen met Gods goedheid: Maarten ’t Hart.
- Het kwaad wordt ontkend. Vanuit God gezien moeten de dingen wel goed zijn anders zou God ze immers niet toelaten. We moeten ons oefenen zoveel mogelijk in het lot te berusten. Een stoïcijnse houding. De oplossing ligt niet in het ontkennen van het kwaad. Toch kan God er een bedoeling mee hebben. We kunnen ergens Gods hand in zien en toch smart hebben over het kwade. De catechismus zd. 10. wijst ook op droogte, onvruchtbare jaren, krankheid, armoede. En toch: Vaderlijke hand.
Dr. H. Visscher: Een theodicee bedreigt het christelijke geloof meer dan dat het haar bevestigt. Het schaadt meer dan het baat. Wij kunnen geen oordeel vellen over het geheel der dingen waarvan we zelf een deeltje zijn:
- De Schrift stelt Gods wetenschap als onvergelijkelijk met de menselijke voor. De kennis is mij te wonderbaar, zij is te hoog, ik kan er niet bij.
- De Schrift stelt de schepping niet voor als voltooid. Eenmaal komt er een nieuwe hemel en aarde. Alleen uit haar voleinding zal het heden begrepen en geoordeeld kunnen worden.
Kortom: de Schrift wil geen theodicee omdat zij ons brengt buiten de grenzen van het menselijk kennen.
Dr. Berkhouwer geeft aan dat elke geldige verklaring afhankelijk is van Gods openbaring. Verder dienen wij rekening te houden met:
- De toorn Gods: Juist de realiteit van Gods toorn laat zien dat wij God niet als de Auteur van het kwade mogen zien.
- De schuld des mensen: De leer van Gods soevereiniteit strijdt niet in de Schrift met de verantwoordelijkheid van de mens.
- Het loflied van de Kerk: Weerkerend in de Schrift is het loflied van de Kerk. Psalm 22: ‘Nochtans zijt Gij de Heilige; tronend op de lofzangen Israëls’.
Hoe dienen wij ermee om te gaan?
De leer van Gods voorzienigheid is een geloofsbelijdenis!!! Art 13 NGB: En aangaande hetgeen Hij doet boven het begrip des menselijken verstands, datzelve willen wij niet curieuselijk onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen; ons tevreden houdende, dat wij leerjongeren van Christus zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze palen te overtreden. Zo ook in de HC.: ‘Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat geen schepsel ons van zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen. De hoogleraren Beker en Deurlo hebben gesteld dat de verwoording in de HC een opvoeding tot Atheïsme is. Het zou een antwoord zijn dat de kleinen klein, de armen arm en de zieken ziek houdt. Zondag 10 is volgens hen het bedrog van de herenboer. Hoever is men verwijderd van de taal des geloofs! Conclusie: De voorzienigheid is een geloofsbelijdenis, zonder de noodzaak van een theodicee. Wij moeten blijven binnen de grenzen der Schrift. Op de bodem aller vragen ligt der wereld zondeschuld. Waren er geen zonden, dan waren er geen wonden. Salvianus: Om welke reden echter God deze dingen waarover wij spreken zo doet, wil ik niet dat ge mij vraagt. Ik ben een mens, Ik begrijp de geheimen Gods niet; ik durf ze niet naspeuren, en daarom vrees ik ook het proberen, omdat dit ook zelf een soort heiligschennende vermetelheid is, als ge meer begeert te weten dan u toegestaan is. De geschiedenissen van Asaf en Job zijn tot onderwijs. Thomas Boston wijst in ‘Het kromme in het levenslot’ op achttal zaken als het gaat over het vernederen onder Gods hand:
- Gods hand is een krachtige hand. Wij moeten Zijn soevereine hand opmerken.
- Een gevoel van onze onwaardigheid en nietigheid voor Hem.
- Een gevoel van onze schuld en onreinheid.
- Een stille onderwerping onder Gods hand.
- Een verheerlijking van Zijn barmhartigheden aan ons, te midden van al zijn twistgedingen met ons.
- Een heilige en stille bewondering van de wegen en oordelen Gods, als niet door ons na te speuren.
- Een vergeten en verzaken van onze waardigheid waardoor we boven anderen uitmunten, voor het aanzicht des Heeren.
- Een bereidwillige onderwerping aan de geringe diensten, welke onze omstandigheden vereisen of daarmee overeenkomen.
Besluit: de weg van Christus liep door de vernedering naar de verhoging. De echte oplossing ligt in de vereniging met Hem. Moge de roepstemmen die tot ons komen daarvoor gezegend worden.
Ds. A. Schot