Ds. A. Schot
Roeping en bekering
Roeping en bekering
Wat is de bekering?
De bekering is een langdurig proces dat een leven lang duurt. In dat proces zijn twee kanten: afsterving en opstandig. Van beiden kunnen we wel een voorstelling maken. Bij afsterving kun je denken aan een boom die langzaam afsterft. Bij opstanding kun je denken aan een zieke die heel langzaam geneest. De bekering is dus eigenlijk niet iets van een bepaald moment. Toch gebruiken wij het woord ook weleens in die betekenis. Dat is een beetje verwarrend. Als wij vragen of iemand bekeerd of onbekeerd is, heeft het woord bekering de betekenis van wedergeboren zijn. De wedergeboorte is een moment. Dat moment wordt ook wel de levendmaking genoemd. Dit gebeurt op een moment als de Heilige Geest een dode zondaar levend maakt. Van nature zijn we geestelijk dood. De levendmaking is het beging van het geestelijk leven. De bekering is het proces dat op de wedegeboorte volgt. Na de wedergeboorte gaat de zondige mens al meer en meer sterven. Vanaf datzelfde moment gaat de nieuwgeboren mens al meer en meer opgroeien. Nu kun je misschien begrijpen dat iemand die wedergeboren is toch nog vraagt om zijn bekering. De zondige mens is immers nog niet geheel gestorven. En de nieuwgeboren mens is immers nog niet geheel opgegroeid. In de bekering is dus sprake van een tweemens. En die tweemens leeft in een en dezelfde persoon. We zijn pas bekeerd als de oude mens gestorven is. Dat zal voor Gods kinderen pas in de hemel zo zijn.
Hoe komt iemand tot bekering?
Aan de bekering gaat de roeping vooraf. Het woord ‘roeping’ is veelzeggend. Het doet aan drie dingen denken. In de eerste plaats een grote afstand. Waarom zouden we roepen als iemand heel dichtbij is? Maar God roept mensen die op grote afstand zijn. Wij hebben allen in Adam gezondigd. Er is een grote ravijn geslagen door de zondeval. Deze afstand is van onze kant niet meer te overbruggen. Dat gaat de iemand inleven, die geroepen wordt. In de tweede plaats denken we aan een groot gevaar. Je roept iemand die op het punt staat om te verongelukken. Zo dreigt er voor ieder mens een groot gevaar. Christus sprak tot Jeruzalem: ‘Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen” (Luk. 19:42). We zijn als een slapende bewoner in een brandend huis, als een slapende schepeling in het opperste van een mast. In de derde plaats doet ‘roepen’ ons denken aan duisternis. Je roept iemand die je niet meer kunt zien in het donker. Zo leven wij in een geestelijke duisternis. Wij moeten geroepen worden uit de duisternis tot het licht. De duisternis is een beeld van onze onwetendheid en natuurlijke verkeerdheid.
Wat is de roeping?
De roeping is altijd door Gods Woord. Daarom komen de knechten, Die God in dienst heeft altijd met een boodschap vanuit de Bijbel. De roeping gaat van God uit. God zou on geen onrecht doen als Hij de mensen nooit meer zou roepen. Hij kan ons rechtvaardig in de duisternis laten. Maar Hij roept zondaren tot bekering. Dit begon direct na de zondenval in het Paradijs. Adam werd tevoorschijn geroepen: “Waar zijt gij?” Dit werk gaat nog steeds door. Deze roeping legt een grote verantwoordelijkheid op ons. Niemand kan zich verontschuldigen. Als komen we nooit met de Bijbel in aanraking dan hebben we toch al een besef dat God bestaat. God zegt dat dit al genoeg is om ons alle onschuld te ontnemen. Laat staan als wij onder de boodschap van Gods Woord geleefd hebben. Wij kunnen niet vrijblijvend verkeren onder de roepstemmen. Vanuit de natuur is er geen roeping die brengt tot de zaligheid. We spreken wel van roepstemmen in de vorm van rampen, ziekten, sterfgevallen, straffen en wonderen. Ernstige gebeurtenissen worden wel genoemd: ‘de tekenen des tijds’. Een teken heeft betekenis! De kranten staan er vol van. Maar God roept ook door zegeningen en voorspoed. Al deze roepstemmen zouden ons tot bekering moeten leiden. Laten we bedenken dat deze roepstemmen eenmaal zullen ophouden. Eenmaal komt de laatste klop. En toch zullen deze roepstemmen nooit tot bekering leiden los van het Woord van God. Dan worden de roepstemmen niet verstaan. God zegt: Het geloof is uit het gehoor (Rom. 10:17). Daarom is er zonder het Woord geen zaligheid. Dit laat zien dat roeping niet tot alle mensen komt. De roeping komt slechts tot diegenen die het Woord horen. Begrijpt je dat we er alles aan willen doen om iedereen met Gods Woord in aanraking te brengen? Het is een groot voorrecht dat jij er op deze manier in aanraking mee gekomen bent. Zie dat als een besturing van God.
Gods Woord bestaat uit Wet en Evangelie. De wet wordt in de Bijbel wel vergeleken bij rouwmuziek. Het evangelie wordt in de Bijbel vergeleken bij fluitspel. Kinderen spelen vaak na wat zij grote mensen zien doen. De Heere Jezus vertelde daar eens een gelijkenis over. Er waren kinderen die op de markt zaten en die voor hun vrienden en vriendinnen droeve muziek maakten. Maar niemand wilde huilen. Daarna maakte zij blijde muziek, maar niemand wilde vrolijk zijn. Zo is het ook met Gods Woord. Uit de gelijkenis van de kinderen op de markt zien we dat aan de roeping lang niet altijd gehoor wordt gegeven.
De mens blijkt de roeping te kunnen weerstaan. God zegt daarvan in de Bijbel: “Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt hebt en er niemand was, die opmerkte, en hebt al Mijn raad verworpen en Mijn bestraffing niet gewild, zo zal Ik ook in ulieder verderf lachten; ik zal spotten, wanneer uw vreze komt”. Hoe komt het toch dat sommigen wel horen en anderen niet? Is er onderscheid in de mensen? Is de een beter dan de ander? Nee, we zijn allen geestelijk dood. Je moet het geloof nooit aan de mens toeschrijven! Maar er is tweeërlei roeping: “uitwendig” en “inwendig”.
De uitwendige roeping:
De uitwendige roeping is door het Woord alleen. Zo worden al degenen geroepen die het Woord van God horen. De uitwendige roeping is ernstig en ook van harte gemeend. Aan al degenen die het Woord van God horen mag ook Christus verkondigd worden. Dit betekent niet dat de predikant kan zeggen: “Christus is voor u gestorven”. Maar Hij mag wel zeggen dat er een Christus is! En dat in Christus alles te vinden is, voor de grootste der zondaren. Hoe krijgen je daar deel aan? In de weg van bekering en geloof. Je hebt vast weleens gehoord van de herders die in Bethlehem bij de kribbe geweest waren (Kerstfeest). De herders maakten ook alom bekend wat zij van dit Kind gehoord hadden. Toch is de algemene roeping niet genoeg om de zaligheid te krijgen. Dat ligt niet aan de roeping, maar aan ons harde hart. Ons hart zal door het Woord alleen nooit verbroken worden. Dat het met de mens zo erg gesteld is wordt door velen onderschat. De uitwendige roeping is wel een voorrecht. God maakt nog een onderscheid. Zonder uitwendige roeping kan er ook geen inwendige roeping zijn. Bovendien bewaart deze voor veel zonden. Begeef je daarom altijd onder het Woord.
De inwendige roeping:
De inwendige roeping komt niet tot al degenen die het Woord horen. Deze komt alleen tot degenen die God gaat bekeren. Niet dat er dan een andere boodschap wordt gebracht. Dat zou ook niet kunnen. Gods knechten weten immers niet wie door God uitverkoren zijn. Paulus houdt een preek voor vrouwen in Filippie. Deze preek is voor Lydia tot bekering. Lydia hoorde dezelfde boodschap als de andere vrouwen. Wat was dan het verschil? Haar hart werd geopend. De inwendige roeping is door Woord en Geest. De Heilige Geest doet het Woord levend en krachtig zijn. Daarom is de inwendige roeping onweerstaanbaar. De Heilige Geest wordt bij de wind vergeleken. Deze wind blaast waarheen hij wil. De inwendige roeping is een inwendige vernieuwing in de mens. Er wordt terstond gehoor aan gegeven. Dat hangt niet af van de mens zelf. De Bijbel geeft een duidelijk voorbeeld in de geschiedenis van Saulus. Hij was op weg om de kinderen van God te vermoorden. Toen God hem een halt toeriep moest hij het verliezen. Laten we Christus niet voorstellen als een machteloze Klopper op de deur van het hart. Dan maken we Hem afhankelijk van de mens. Hij opent de deur door Zijn Geest! Is dat bij jou al gebeurd?
Roeping en verkiezing
De bekering volgt dus op de wedergeboorte. De bekering is een vrucht van het geloof. Het ware geloof is weer een vrucht van Gods verkiezing. God kan rechtvaardig ieder mens laten in zijn ellende. Maar door Gods verkiezing krijgen sommigen het geloof en anderen niet. De uitverkorenen zijn ook hard. Maar God verbreekt hun hart. Hij buigt hen om te geloven. Dat God de andere mensen in hun boosheid laat is niet Zijn schuld. God is rechtvaardig als Hij ons laat blijven wie we wilden zijn. We mogen Gods verkiezing nooit misbruiken. Dit wordt maar al te vaak gedaan. Voor de bekeerde mensen is het juist een grote troost. Zonder verkiezing zouden zij nooit tot geloof gekomen zijn.
De vruchten
De roeping heeft altijd een uitwerking. Gods Woord zal altijd iets uitwerking. Er is sprake van geloof en ongeloof. De schuld van het ongeloof is niet in God, maar in ons. Het ongeloof is ook niet altijd even bruut. De Heilige Geest werkt ook in mensen die de bekering niet kennen. Door die algemene werkingen van de Heilige Geest worden we bijvoorbeeld bewaard voor onverschilligheid. Maar toch blijft ons hart dan nog onverbroken. De ware bekering begint in het hart. Als het alleen aan de buitenkant is dan lijkt het op een bekering, maar het is niet de ware bekering. Een zaadkorrel die op een harde steen valt kan wel ontkiemen, maar zal nooit vruchten kunnen dragen. Dan moet het zaad wortel kunnen schieten. Dat kan pas als ons hart verbroken wordt en de zaadkorrel van Gods Woord in ons hart valt. Als iemand tot het geloof komt moeten we dat altijd aan God toeschrijven. Als iemand in ongeloof blijft leven kunnen we daar nooit God de schuld van geven.
Wat is een waar geloof?
Niet ieder geloof is een zaligmakend geloof. Het is nodig om het pure verstandelijke geloof te onderscheiden van het zaligmakend geloof. Ook is gevoeligheid niet hetzelfde als geloof. Het echte geloof komt niet uit het verstand of uit het gevoel, maar uit het hart.
De ware gelovige beleeft de drie stukken in zijn hart: ellende, verlossing en dankbaarheid. De ware gelovige gaat geloven dat hij ellendig is. Hij gaat zien dat er een ravijn tussen God en hem ligt die hij niet kan overbruggen. De ware gelovige gaat leren dat het rechtvaardig is dat God deze ravijn laat bestaan. Iedere ware gelovige zal ook mogen leren dat God deze ravijn kan overbruggen. Niet dat God de zonde door de vingers kan zien. Maar Christus is de enge brug die God en een zondig mens bij elkaar kan brengen. Daarom vindt een gelovige geen rust tot hij Christus door het geloof mag zien. We kunnen over al deze dingen met elkaar redeneren. Daar ligt echter de oplossing niet. Deze leer zal door de gelovige persoonlijk doorleefd moeten worden. Daarom is de boodschap Schriftuurlijk (naar de Bijbel) en bevindelijk (naar de beleving van het hart). In de beleving van de drie stukken zijn niet al Gods kinderen even ver. Het geloof bestaat uit geloofskennis en geloofsvertrouwen. Bij sommigen is meer geloofskennis en meer geloofsvertrouwen dan bij anderen. Daarom is er onderscheid tussen een toevluchtnemend en een verzekerd geloof.
En jij?
Hoe vaak ben je al geroepen? De Heere kan zeggen: ”Wat heb ik meer aan Mijn wijngaard te doen dat Ik niet gedaan heb (Jes. 5). Als het goed is bracht of brengt de roeping in de nood. Het is een moeten en niet te kunnen. Augustinus vroeg: “Heere geef wat Gij beveelt en eis wat gij wilt”. Gods kinderen gevoelen dat zij moeten komen, maar leven in dat zij uit zichzelf niet kunnen komen. Dat maakt hen niet onverschillig. Juist niet. Zij vragen: Trek mij en wij zullen u nalopen. Voor God is niets onmogelijk.
Ds. A. Schot